Berisping RA en AA wegens toedekken ‘verslaggevingsfraude’

De Accountantskamer heeft op maandag 23 maart twee accountants berispt.

Door Jan Smit

Zaaknrs. 19/1060 en 19/1111

Wij schreven eerder over deze zaak: Ex-deurwaarder: RA en AA dekten 'verslaggevingsfraude' toe

De berispte accountants gingen akkoord met een ingrijpende wijziging in de boekhouding van een incasso-organisatie.

Een voormalig deurwaarder en mede-eigenaar van deze incasso-organisatie had daarvoor een klacht ingediend tegen de RA en AA – respectievelijk de controlerend en de samenstellend accountant. Volgens de klager hebben beide accountants ‘verslaggevingsfraude’ door de vingers gezien.

Het betreffende incassokantoor maakte deel uit van GGN, het grootste incassobureau van Nederland. Klager verkocht in 2009 zijn kantoor aan GGN, trad daar in dienst en kreeg zo, via een BV, indirect een belang in GGN Holding, het moederconcern. 

Een paar jaar later raakte GGN in zwaar weer. Mede in het kader van een financiële herstructurering moest de organisatie krimpen. Met klager werd in 2012 overeengekomen dat ook hij zou vertrekken. 

Bij zijn vertrek in 2013 kwam de deurwaarder met GGN Holding overeen dat hij zijn aandelen via de BV aan het bedrijf zou verkopen voor 5,7 miljoen euro. Al snel bleek dat GGN niet in staat was die afspraak na te komen. Er was een mondelinge afspraak om de schuld om te zetten in een lening, maar die staat niet op papier. Na een aantal maandelijkse voorschotten van 10.000 euro en een eenmalige betaling van een ton hielden de betalingen bij gebrek aan liquiditeiten op. Een enorme schok, aldus klager in december tijdens de zitting. “Een boze droom, mijn wereld stortte in elkaar.”

GGN bleef overeind. Maar volgens klager was dat mede dankzij een boekhoudkundige ingreep die niet door de beugel kan. Het gaat daarbij om de vordering die klager in 2013 kreeg op de BV die weer aandeelhouder is van GGN Holding.

In de jaarrekeningen van deze BV over 2013, 2014 en 2015 viel deze vordering onder het vreemd vermogen. In 2016 werd de vordering ineens gezien als agioreserve en dus als eigen vermogen, waardoor die laatste post met 5,7 miljoen euro toenam.

Volgens de voormalige deurwaarder diende dit maar een doel: betere ratio’s. “Verslaggevingsfraude,” aldus de man. Hij wist ook waarom. “Op deze manier dacht GGN meer kans te maken bij tenders. Maar dat is fraude, want daarmee wordt klanten, prospects en de bank een rad voor ogen gedraaid.”

Zowel de controlerend als de samenstellend accountant hadden hierover aan de bel moeten trekken, meent klager.

De controlerend accountant, een RA en partner van BDO, was verantwoordelijk voor de jaarrekeningen van de BV in 2016 en 2017. Volgens klager waren er al in 2016 voldoende signalen dat er iets niet klopte. Hij wees daarbij onder meer op de overdracht van de vorige accountant. “Ineens ging het roer radicaal om. Maar verweerder heeft daar niets mee gedaan. Hij is niet kritisch geweest, heeft het management van GGN niet gevraagd om extra informatie, geen adviseurs geraadpleegd of deskundigen ingeschakeld. Integendeel, hij heeft zijn oren gewoon laten hangen naar de bestuurders en commissarissen van GGN. Als de jaarrekening hun niet zou bevallen, zou BDO de opdracht kwijtraken.”

Volgens klager heeft de RA daarmee niet alleen onprofessioneel en onzorgvuldig gehandeld, maar ook niet integer.

Klager heeft de zaak ook voorgelegd aan de Ondernemingskamer. Die stelde hem eind juni 2018 in het gelijk. Zelfs díe uitspraak heeft de RA volgens de ex-deurwaarder aan zijn laars gelapt. “Hij heeft op 1 juli 2018 gewoon de jaarrekening 2017 gedeponeerd, zonder daar iets in te wijzigen.”

“Een academische kwestie waarover geen eenduidigheid bestaat.” Zo kwalificeerde Willemijn van den Berg, advocaat van de RA, de vraag of een participatie die is omgezet in een vordering nu tot het vreemd of tot het eigen vermogen behoort. “Voor de uitspraak van de Ondernemingskamer bestond daarover zelfs helemaal geen jurisprudentie.”

Volgens de advocaat is haar cliënt ‘niet over een nacht ijs gegaan’ en heeft hij ‘elke stap afgewogen, zorgvuldig gemaakt en vastgelegd in het controledossier’. “Naast een controleteam bestaande uit drie RA’s, heeft er ook nog eens een onafhankelijke kwaliteitsbeoordeling plaatsgevonden door twee andere RA’s. In 2017, toen klager bij het kantoor met zijn klacht kwam, is daarnaast ook Bureau Vaktechniek ingeschakeld en heeft bijvoorbeeld uitgebreid overleg plaatsgevonden met het management van GGN,” aldus Van den Berg destijds.

Daar denkt het tuchtcollege anders over. Volgens hen biedt de inhoud van deze legal opinion onvoldoende onderbouwing voor een volstrekt andere wijze van verwerking van de aanspraken van uittredende participanten dan in de jaarrekeningen 2013 tot en met 2015 heeft plaatsgevonden. Evenmin is gebleken dat betrokkene elders aanvullend advies heeft ingewonnen, aldus de tuchtrechters. 
 
Dat de kwestie is besproken met de OKB-er en deze heeft ingestemd vindt de Accountantskamer evenmin voldoende om met de wijziging akkoord te gaan. Zij meent daarom dat de RA heeft gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid

Ook de AA, die verantwoordelijk was voor onder meer de samenstelling van de jaarrekening 2016 van de BV, heeft het volgens klager ontbroken aan een professionele, kritische houding. “Hij heeft zich ongepast door de RA van BDO laten beïnvloeden. Hij doet nu voorkomen alsof zijn eigen oordeel toevallig samenviel met dat van de controlerend accountant, maar hij had gewoon slappe knieën, hij was niet tegen de druk bestand,” betoogde de voormalige deurwaarder tijdens de zitting.

Daar konden de AA en diens Arthur van Hoey Smith, diens advocaat, zich duidelijk niet in vinden. “Mijn cliënt heeft zich op basis van de economische en juridische realiteit een eigen oordeel gevormd. Omdat hij in 2016 te horen kreeg dat GGN en klager niet meer on speaking terms waren, was dit voor hem reden te zeggen: dan worden de aandelen dus niet meer verkocht en is er sprake van agio – ergo: eigen vermogen.”

De advocaat presenteerde tijdens de zitting onder meer een e-mail vanuit het Kennis Centrum Accountancy die dit oordeel zou staven. De Accountantskamer is het daar niet mee eens. Volgens haar bevat dit schrijven ‘nauwelijks onderbouwing voor de conclusie dat de aanspraken van uittredende participanten als eigen vermogen dienden te worden verantwoord’.

Gerelateerde artikelen