Weinig effect inkomensafhankelijke huurverhoging

De inkomensafhankelijke huurverhogingen van sociale huurwoningen van de laatste jaren hebben weinig effect gehad op de doorstroming. Het overgrote deel (84%) van de huurders met een hoger inkomen (boven de €40.349) geeft aan dat de huurverhogingen van de laatste jaren geen invloed hebben gehad op hun verhuisgedrag. Hiermee wijken ze bovendien nauwelijks af van sociale huurders met een lager inkomen.

Dit blijkt uit de ING Financieel fit Barometer, een onderzoek van Kantar TNS in opdracht van het ING Economisch Bureau. Sinds 2013 is de huurverhoging van sociale huurwoningen inkomensafhankelijk, vooral om ‘scheefwonen’ tegen te gaan.

Meerdere redenen

Het beperkte effect van inkomensafhankelijke huurverhogingen op de doorstroming heeft volgens het ING Economisch Bureau verschillende redenen: ten eerste hebben grote levensveranderingen, zoals een relatie aangaan, kinderen krijgen of scheiden een veel grotere invloed op verhuisgedrag dan financiële veranderingen. Ten tweede zijn veel ‘scheefwoners’ al wat ouder. Zij maken meestal geen grote levensveranderingen meer mee. Velen wonen vaak al heel lang in hun woning en zijn gehecht aan hun buurt. Ze zijn honkvast en zullen niet zomaar bewegen als gevolg van een huurverhoging.

Financiële prikkel te klein

Ten derde werkt de financiële prikkel van de kleine inkomensafhankelijke huurverhoging onvoldoende, omdat scheefwoners weinig alternatieven hebben. Velen van hen wonen in gespannen markten, zoals de grote steden in de Randstad. Voor een koopwoning komen zij vaak niet in aanmerking, omdat hun inkomen te laag of te fluctuerend is. Ook vrijesectorhuur is in deze gespannen markten vaak nauwelijks een optie. Het aanbod is beperkt en de huren liggen op een dusdanig niveau, dat dit pas na jaren van maximale huurverhogingen financieel aantrekkelijk zou worden ten opzichte van de huur die ze betalen in de sociale sector.  

Ook gebrek aan spaargeld remt doorstroming

Veel huurders willen wel graag doorstromen. Zo willen vier op de tien huurders eigenlijk liever kopen. Maar het benodigde spaarbedrag dat zij moeten meebrengen om dit te kunnen financieren wordt groter, nu het maximale leenbedrag jaarlijks daalt. Woningkopers moeten al snel €10.000 meenemen. Een doorsnee sociale huurder heeft zo’n €1.200 op de bank staan, blijkt uit de ING Financieel fit Barometer. Onder vrijesectorhuurders is dit €5.000. Veel huurders moeten dus extra sparen als ze een woning willen kopen. Maar huren en sparen gaat vaak niet samen. Slechts één op de tien sociale huurders en een kwart van de vrijesectorhuurders slaagt erin meer dan €200 per maand te sparen. Twee op de drie sociale huurders spaart niet meer dan €50 per maand, bijna de helft spaart helemaal niet.

Huren stijgen gemiddeld met 1,6%

De jaarlijkse huurstijging in juli is inmiddels achter de rug. De huren zijn in juli gemiddeld met 1,6% gestegen. De gemiddelde huurverhoging zwakt de laatste jaren af. Dit is het gevolg van de lagere inflatie en aanpassingen in het landelijk huurbeleid en beleid van individuele corporaties. Vorig jaar werd slechts in 20% van de gevallen de maximale huurverhoging toegepast, blijkt uit cijfers van het CBS. Corporaties kiezen zelf in hoeverre ze inkomensafhankelijke huurverhogingen doorvoeren. Ze kijken daarbij onder andere naar gevolgen voor de betaalbaarheid.

Gerelateerde artikelen