Lastig huwelijk: innovatiestimulering en ICT
Nederland kenniseconomie?
Voor Nederland zijn handel en innovatie economisch gezien altijd erg belangrijk geweest. Met de Lissabon Agenda en de daarop volgende 2020 Strategie heeft de Europese Unie zich tot doel gesteld, dat kennis en innovatie belangrijkere Europese economische pijlers moeten worden. Binnen Nederland waren (en zijn) vooral de beperkte R&D-uitgaven door het Nederlandse bedrijfsleven en geringe kruisbestuiving tussen wetenschap en bedrijven hierbij aandachtspunten.
De opeenvolgende Nederlandse kabinetten hebben sindsdien maatregelen op het gebied van innovatiestimulering getroffen, waaronder de lancering van diverse subsidieregelingen en kredieten specifiek voor innovatieve bedrijven en technostarters. Het succes hiervan komt tot uiting in de positie van Nederland op de wereldranglijst van meest concurrerende kenniseconomieën die het World Economic Forum jaarlijks opstelt. In deze ranglijst schommelt Nederland tussen positie 4 en een positie net buiten de top 10.
Doorbreken tot de top 3 lijkt maar niet te lukken.
ICT innovatie en WBSO in Nederland
Binnen Nederland is de WBSO regeling het instrument bij uitstek voor innovatie stimulering. Hierbij staat WBSO voor Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk. Met deze regeling krijgen innovatieve ondernemers een korting op de af te dragen loonheffingen voor tijd besteed aan innovatie.
De rol van ICT binnen Nederland wordt steeds groter en dus ook de impact daarvan op de positionering van Nederland als kenniseconomie. Daarom is op een gegeven moment programmatuurontwikkeling als subsidiabele activiteit aan de WBSO regeling toegevoegd. Volgens het CBS is in de periode 2011-2015 de ICT sector bovengemiddeld sterk gegroeid, en het gebruik van de WBSO door deze IT bedrijven steeg mee. Het grotere beslag op het WBSO budget dat hiermee gelegd werd, lijkt aanleiding geweest te zijn voor wijziging in de regeling.
Per 1 januari 2016 is de WBSO aangepast met een verscherping op het gebied van softwareontwikkeling. De wijzigingen betroffen onder meer een engere definitie van het begrip programmatuur: er is pas sprake van ICT innovatie binnen de WBSO als nieuwe programmatuur wordt vastgelegd in een formele programmeertaal. Ontwerp, beschrijving van architectuur en instructies in een natuurlijke taal kwamen niet meer in aanmerking. De RVO interpreteert als zodanig dat ook het bedenken van de algoritmes op zichzelf staand geen innovatie is, zoals gesubsidieerd moet worden onder de WBSO. Uitsluitend het programmaren en testen van de code door de programmeur wordt door de overheid nog gezien als technische vernieuwing.
De overheid lijkt “oude” technologie te willen stimuleren
Stimuleert de overheid daarmee niet de achterhaalde technologie?
Deze aanpassing was in ieder geval bijzonder, omdat juist het uitdenken van hoe de software precies moet werken het innovatieve deel is van de ontwikkeling. Niet het inkloppen van de code. Ook is deze wijziging niet logisch in het licht van de doelstellingen met betrekking tot Nederland als kenniseconomie. Volgens de ICT-sector kwam hiermee het meest creatieve en uitdagende deel van de ontwikkeling van programmatuur buiten de WBSO scope te vallen.
Jaarcijfers ICT innovatiebeleid
Helaas is dit onderbuikgevoel ook werkelijkheid geworden. Dit blijkt uit de jaarcijfers van de WBSO-regeling over 2017 die de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) onlangs heeft gepubliceerd. De totale toegekende S&O afdrachtsvermindering daalde iets ten opzichte van 2016. Zowel het bedrag wat aan ICT bedrijven is toegekend alsook het aantal ICT bedrijven waaraan WBSO is toegekend is echter veel sterker afgenomen dan op basis van de afname op het totaal verwacht kan worden:
De RVO noemt de huidige periode van economische groei als argument voor de daling van het totale aantal bedrijven dat gebruik maakt van de WBSO. Bedrijven zouden dan vaak minder tijd aan innovatie besteden en alle inspanningen met name richten op hun primaire bedrijfsprocessen. Dit argument houdt echter geen stand: het totale aantal toegekende WBSO arbeidsjaren per bedrijf is juist toegenomen.
Waarom bovengemiddelde afnames voor de innovatieve groeisector bij uitstek?
Het feit dat het aantal ICT bedrijven waaraan WBSO is toegekend sterker gedaald is dan het bedrag aan ondersteuning, doet vermoeden dat vooral de partijen met een grote R&D afdeling meer succes met hun WBSO aanvragen hebben gehad.
Een en ander sluit aan op wat wij zien in de praktijk: het is met name voor ICT aanvragers lastiger geworden om een aanvraag goedgekeurd te krijgen en de toegekende bedragen zijn lager dan voorheen. Veel van de kleinere MKB aanvragers zijn afgevallen vanwege de engere definitie van het begrip programmatuur en de beperking van ontwikkelactiviteiten die de RVO accepteert voor ICT ontwikkelprojecten.
Onze conclusie: de WBSO regelgeving sluit onvoldoende aan op de ontwikkelpraktijk en innovatietrends van bedrijven in de ICT sector.
Wat nu?
Sinds de aankondiging van de wijzigingen met betrekking tot ICT binnen de WBSO in 2015 hebben wij en onze partner Nederland ICT niet stilgezeten. Een evaluatie van de WBSO regeling en enkele andere stimuleringsmaatregelen voor innovatie zit er aan te komen. Samen met stakeholders uit de ICT sector zelf bepleiten wij onder andere bij uitvoerders van de regeling hoe innovatie binnen de ICT echt in zijn werk gaat en hoe de subsidie-instrumenten daar beter op aan kunnen sluiten. Ook zijn wij in gesprek over hoe dit naar de toekomst toe meegenomen kan worden om digitale innovatie de plek in de Nederlandse kenniseconomie te kunnen geven die ze verdient.
De resultaten van deze evaluatie worden december 2018 verwacht, wij houden je op de hoogte!
Sander Wolfensberger is medeoprichter van subsidieadviesbureau SUBtracers. Volg hem via Twitter of neem contact op via LinkedIn