Nieuw besluit over assurantiebelasting gepubliceerd
Dit besluit bevat het beleid over de assurantiebelasting. Voor de overzichtelijkheid is het besluit op andere wijze ingedeeld en zijn de onderdelen van het besluit van 21 februari 2014 daardoor vernummerd. Onderdeel 2 betreft de maatstaf van heffing, onderdeel 3 de vrijstellingen en onderdeel 4 de belastingplicht.
In onderdeel 3.1 is meer specifiek omschreven welke binnenschepen als zeeschip in de zin van de assurantiebelasting kunnen worden aangemerkt.
Onderdeel 3.1.2 is nieuw en bevat een goedkeuring voor een hypothecaire belangenverzekering. Deze verzekering valt onder de vrijstelling van verzekeringen van zeeschepen.
In onderdeel 3.1.3 is het begrip ‘pleziervaartuig’ aangepast in overeenstemming met een gepubliceerde vraag en antwoord over dit onderwerp op de website van de Belastingdienst.
Onderdeel 3.5 is nieuw en bevat een toelichting op de vrijstelling van exportkredietverzekeringen.
Voor de goedkeuring in onderdeel 4.2 over de belastingplicht bij co-assurantie zijn nadere voorwaarden gesteld. De verschuldigde assurantiebelasting moet daadwerkelijk door de zogenoemde ‘leader’ op aangifte worden voldaan.
Onderdeel 4.3 is nieuw en bevat een goedkeuring voor de situatie waarin een retailer of franchisenemer als bemiddelaar de belastingplichtige is als de verzekeraar niet in Nederland maar wel binnen een lidstaat van de EU/EER is gevestigd. In afwijking van het bepaalde in artikel 25, vijfde lid, van de WBR kan de verzekeraar als belastingplichtige worden aangemerkt.