Lagere boete voor Baker Tilly vanwege te late beslissing AFM
Op 21 februari 2020 heeft de rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de beroepszaak die Baker Tilly (Netherlands) N.V. (BT) heeft aangespannen. BT was het oneens met de in 2018 door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) opgelegde bestuurlijke boete voor het niet waarborgen van een ‘beheerste en integere uitoefening’ van haar bedrijf.
Het is voor de eerste keer dat de rechtbank zich heeft uitgesproken over deze open norm uit de Wet toezicht accountantsorganisaties. Ook heeft de rechter zich uitgesproken over het zwijgrecht van medewerkers bij een onderneming.
Boete blijft in stand, hoogte van bedrag met vijf procent verlaagd
De AFM heeft op 6 juli 2018 een bestuurlijke boete van 900.000 euro opgelegd aan BT. De boete is opgelegd omdat de AFM meende dat BT van 22 januari 2014 tot en 1 mei 2017 geen beheerste en integere uitoefening van haar bedrijf heeft gewaarborgd. Dat is van belang omdat daarmee bijvoorbeeld kan worden voorkomen dat een accountantsorganisatie of haar medewerkers betrokken kunnen raken bij strafbare feiten en wetsovertredingen. Die kunnen het vertrouwen in de organisatie of in de financiële markten schaden. De rechtbank is het met de AFM eens dat hier een boete kon worden opgelegd. Wel is de rechter van mening dat de AFM hierover niet snel genoeg een beslissing heeft genomen. Hierdoor is de boete met vijf procent verlaagd tot 855.000 euro.
Interpretatie ‘beheerste en integere bedrijfsuitoefening’ staat centraal
De kern van de rechtszaak was of de AFM een juiste uitleg geeft aan de open norm ‘beheerste en integere bedrijfsuitoefening’. Door deze open norm moet de accountantsorganisatie haar bedrijfsvoering naar eigen inzicht inrichten, zolang deze maar integer en beheerst is. Wél gelden enkele minimale vereisten waaraan moet worden voldaan.
De AFM was in dit geval van mening dat de organisatie van BT tekortschoot. Ook vond de toezichthouder dat BT onvoldoende leerde van incidenten die zich hadden voorgedaan op het vlak van integriteit. BT was van mening dat de AFM daarin te ver ging en dat er geen boete kon worden opgelegd, omdat zij aan de vastgelegde minimale vereisten voldeed. De rechter heeft nu aangegeven dat het onvoldoende is om alleen een beleid te hebben. Een accountantsorganisatie moet haar beleid ook vormgeven en uitvoeren zodat dit ook daadwerkelijk de beheerste en integere uitoefening van het bedrijf waarborgt.
Integriteit is een belangrijke voorwaarde voor eerlijke en transparante financiële markten. Om accountantsorganisaties te ondersteunen in het versterken van de beheersing van integriteitsrisico’s heeft de AFM vorig jaar handvatten gepubliceerd voor het opzetten van de Systematische Integriteitsrisico Analyse (SIRA).
Toekenning van zwijgrecht
In zijn uitspraak ging de rechter ook in op de toekenning van het zwijgrecht. BT was van mening dat het zwijgrecht gold voor alle werknemers van deze organisatie. De rechter geeft in haar uitspraak duidelijk aan dat het zwijgrecht uitsluitend toekomt aan bestuurders van een rechtspersoon en niet aan werknemers. Een werknemer die geen bestuurder is, kan zich dus niet namens de organisatie beroepen op het zwijgrecht.
De AFM is positief over het feit dat er nu meer duidelijkheid is over de integere en beheerste bedrijfsvoering bij accountantsorganisaties en het zwijgrecht van rechtspersonen. De AFM zegt de uitspraak nog zorgvuldig te gaan bestuderen.