Hoge Raad: vordering pensioenpremie verjaart na vijf jaar

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de verjaringstermijn van vijf jaar voor het vorderen van pensioenpremies begint zodra de premie opeisbaar is. De termijn voor het innen van pensioenpremie begint op het moment dat volgens het uitvoeringsreglement de premie betaald moet worden. Dit is ongeacht of het pensioenfonds al op de hoogte is van de premieplicht van de werkgever.
Als de premienota niet is verstuurd, geldt de uiterste betaaltermijn uit artikel 26 van de Pensioenwet, namelijk 1 juli van het jaar volgend op het jaar waarover de premie wordt berekend. Werkgevers kunnen zich nu beroepen op een verjaringstermijn van vijf jaar voor vorderingen tot betaling van achterstallige pensioenpremies, gerekend vanaf het moment dat de premie opeisbaar is. Dit kan de financiële lasten van werkgevers beperken in gevallen van achterstallige premies.
Hoewel de verjaringstermijn in principe begint te lopen vanaf het moment dat de premie opeisbaar is, benoemt de Hoge Raad expliciet dat de verjaringstermijn kan worden verlengd als een werkgever opzettelijk het bestaan van de vordering verborgen heeft willen houden. Dit betekent dat de verjaring kan worden verlengd als er sprake is van opzet.
Een veelvoorkomend verweer van werkgevers die achterstallige pensioenpremie verschuldigd zijn, is dat de vorderingen op pensioenpremies verjaard zijn na vijf jaar, zoals is vastgelegd in artikel 3:308 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Eerdere rechtspraak was echter niet eenduidig over het moment waarop de verjaringstermijn begint te lopen, wat tot juridische onzekerheid leidde.
Desondanks is het belangrijk om te weten dat pensioenfondsen in de toekomst kunnen besluiten om in plaats van premie een schadevergoeding te vorderen. Voor schadevorderingen geldt echter een andere verjaringstermijn. De vordering tot schadevergoeding verjaart pas na vijf jaar na de bekendheid met de schade en de daarvoor aansprakelijke partij, met een absolute verjaringstermijn van 20 jaar.
De uitspraak is gedaan in de zaak tussen Booking.com en Pensioenfonds PGB. Het pensioenfonds stelde dat Booking.com verplicht onder de werking viel van de cao van de reisbranche en dus pensioenpremie verschuldigd is. Booking.com verzette zich daartegen en vindt zichzelf vooral een technologieplatform.
Maar het internetbedrijf voor hotelboekingen moest zich van de rechter inderdaad aansluiten bij het pensioenfonds voor de reisbranche. De rekening voor achterstallige pensioenpremies liep op tot meer dan 400 miljoen euro. Maar wat restte was de vraag per wanneer het pensioenfonds achterstallige premie kan heffen. Daar heeft de Hoge Raad in maart een uitspraak over gedaan.