Britse toezichthouder ontkent onder druk gezet te zijn om onderzoek naar banken af te breken
De Financial Conduct Authority maakte op 1 januari bekend dat hij stopt met onderzoek naar de bedrijfscultuur bij Britse banken.
Vorige week meldden wij dat de FCA geen reden zag om verder onderzoek te doen naar actieve steun bij belastingontduiking door grootbank HSBC.
Bij die beslissing werden vraagtekens gezet door o.a. (oppositionele) parlementsleden: was de FCA gezwicht voor druk vanuit de regering, die wil voorkomen dat grote banken wegtrekken uit London?
Dezelfde vragen worden nu ook gesteld bij een andere recente beslissing van de toezichthouder, die aankondigde (op oudejaarsavond) dat hij na afsluiting van een eerste fase niet verder gaat met een project, dat destijds met nogal wat bombarie werd aangekondigd in het Werkplan 2015-2016 van de FCA: een ‘thematisch’ onderzoek naar de bedrijfscultuur in de bankensector.
Ook deze beslissing wekt, aldus een aantal parlementariërs, tenminste de schijn dat ook hier het ministerie van Financiën druk uitgeoefend heeft om de bankensector te ontzien. Lord Sharkey, parlementslid namens de Liberal Democrats, vroeg meteen met beroep op de Britse WOB waarom een rapport over de eerste fase van dat onderzoek blijkbaar geheim moest blijven.
De FCA antwoordt nu, dat die eerste fase van het bewuste onderzoek helemaal niet geresulteerd heeft in een eerste verkennend rapport – integendeel, de resultaten waren voor de FCA aanleiding om te besluiten met het hele onderzoek te stoppen.
En dat zonder welke druk vanuit het ministerie dan ook, aldus de toezichthouder.
“Hadden we ook de geplande tweede fase van het onderzoek uitgevoerd, dan had dat hoogstens geleid tot de publicatie van een algemene handleiding met best en worst practice voorbeelden. Omdat de culturen van de banken onderling zó enorm verschillen, leek ons dat weinig zinvol. Daarom hebben we besloten om helemaal geen tweede fase uit te voeren: dat was heus de moeite niet waard geweest. Wij blijven intussen wel kijken naar de cultuur van specifieke financiële dienstverleners, dat blijft een van onze prioriteiten als toiezichthouder.”