80% van internationaal werkende bedrijven moet dealen met corruptie
Een onderzoeksteam onder leiding van Andrew Kakabadse, Professor of Governance and Leadership aan de Henley Business School, ondervroeg managers uit Rusland, Ierland, China, Georgië, Duitsland, Finland, België, Zweden, Australië, Pakistan, India, Zuid Afrika, Nigeria en Saudi Arabia. Acht van de tien respondenten gaf toe, dat zij persoonlijk ervaring hadden met corruptie, zodra zij in “culturally different” omgevingen zaken moesten doen.
Kakabadses project begon al in 2004, met het doel om een coachingstraject voor het hoger management op te zetten, dat hen moest helpen om te gaan met moeilijke situaties. “Al snel bleek dat een grote zorg van de deelnemers was, hoe om te gaan met alledaagse vormen van corruptie en afpersing. Als ze daar niet op in gingen, zouden de bedrijfsdoelstellingen gevaar lopen. En zou een concurrent minder scrupules vertonen, zo was de ervaring en verwachting.” Inmiddels doet Kabakadse al 12 jaar lang onderzoek naar 'omgaan met corruptie'.
Uit het onderzoek komt naar voren, dat internationaal opererende ondernemingen jaarlijks gemiddeld 5% van hun omzet kwijt raken aan dergelijke praktijken, en dat het management geen andere uitweg ziet dan er maar in mee te gaan, óf te besluiten om in de regio in kwestie helemaal geen zaken meer te doen.
“Hoewel de praktijk nergens echt geaccepteerd wordt, zijn veel landen zó doordrongen van corruptie, door de oneerlijke verdeling van welvaart en slecht of nauwelijks betaalde ambtenaren, dat bedrijven weinig andere keus hebben: óf ze gaan erin mee, of ze vertrekken.”