UBO-begrip eindelijk verduidelijkt

Op 6 april jl. is het ontwerp van het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018 (het ontwerpbesluit) door de Minister van Financiën aangeboden aan de Tweede Kamer.

Dit besluit brengt eindelijk meer duidelijkheid over wie in Nederland kwalificeert als UBO en welke entiteiten er onder de registratieverplichting vallen. Dat schrijft PwC. 

Met aanbod van het ontwerpbesluit komt de implementatie van het UBO-register nu dan echt dichterbij. Naar aanleiding van onder andere de reactie van PwC op de consultatie over de invulling van het UBO-begrip, is het ontwerpbesluit op een aantal belangrijke punten gewijzigd ten opzichte van de consultatieversie.

Wijzigingen
In de eerste plaats is de Nederlandse invulling van de vierde anti-witwasrichtlijn meer toegespitst op de in Nederland voorkomende rechtsvormen. Stichtingen worden daarom -samen met verenigingen, onderlinge waarborgmaatschappijen en coöperaties- tot de ‘overige rechtspersonen’ gerekend. Hiermee wordt onderkend dat een stichting in Nederland rechtspersoonlijkheid heeft en qua vorm en functie beter vergelijkbaar is met ‘overige rechtspersonen’ dan met trusts. Het gevolg hiervan is dat natuurlijke persoon of personen die direct of indirect meer dan 25% van het “eigendomsbelang” in een stichting houden, (ook) kwalificeren als UBO.

Daarnaast heeft de wetgever gezorgd voor een eenduidig UBO-begrip. De begripsomschrijving van UBO in de vierde anti-witwasrichtlijn is zowel relevant voor het cliëntenonderzoek door financiële instellingen, als voor de centrale registratie van UBO-informatie.

[avg-advertorial slug=”spitsuurbijeenkomst-nvks-en-wwft”]

Ook is verduidelijkt dat de uitzondering voor beursgenoteerde vennootschappen waarop openbaarmakingsvereisten al van toepassing zijn, ook geldt voor 100% dochtermaatschappijen van deze beursgenoteerde vennootschappen. Omdat in deze gevallen de UBO’s van de dochtermaatschappij dezelfde zijn als de UBO’s van de beursgenoteerde vennootschap, kan deze uitzondering zich ook tot de dochtermaatschappij van de beursgenoteerde vennootschap uitstrekken.

Tot slot is de reikwijdte van het begrip ‘hoger leidinggevend personeel’ verduidelijkt. Ten behoeve van het identificeren van de UBO(’s) van een juridische entiteit moet onder het hoger leidinggevend personeel, het statutair bestuur worden verstaan. In het geval van personenvennootschappen, die geen statutair bestuurders kennen, worden de vennoten tot het hoger leidinggevend personeel gerekend.

Gerelateerde artikelen