Doorhaling AA’s wegens ‘onjuiste’ btw-aangifte

De Accountantskamer heeft de inschrijving van een AA en haar baas, eveneens AA, tijdelijk doorgehaald omdat zij ten onrechte voor een client omzetbelasting hebben teruggevraagd, terwijl ze wisten dat de aangifte ‘onjuist’ was. De AA wordt voor een maand geschrapt, haar baas voor twee maanden.

Door Jan Smit

Zaaknrs 23/501 en 23/502

Wij schreven eerder over deze zaak: AA: 'Onjuiste btw-aangifte gedaan onder druk baas'

De zaak draait om een onjuiste btw-aangifte over het eerste kwartaal van 2018. Het betrof de aangifte van een agrarisch bedrijf. De maatschap die eigenaar is van dit bedrijf claimde ruim 186.000 euro btw terug voor de aankoop van een melkveebedrijf in 2015.

Dat bedrijf was gekocht door de vader van de eigenaren van de maatschap: een van zijn zoons en diens vrouw. Hij bracht het bedrijf na de aankoop eerst in bij een andere maatschap die hij voerde met twee andere zoons. Een van deze zoons zou het nieuw verworven bedrijf gaan runnen. Deze zoon kwam echter in 2017 om het leven bij een verkeersongeluk. Toen bood de zoon die met zijn vrouw de andere maatschap voerde aan het bedrijf onder zijn hoede te nemen.

Daarna, op 1 januari 2018, werd de landbouwregeling afgeschaft. Op grond van die regeling bleven landbouwers buiten de btw en hoefden zij geen btw-administratie bij te houden. Vanaf die datum moeten landbouwers wel voorbelasting afdragen en mogen zij betaalde btw verrekenen.

Vader maakte de baas van het accountantskantoor daarop attent. Hij had overlegd met een fiscaal advocaat en die gaf hem hierin gelijk.

De aangifte belandde op het bordje van de AA annex belastingadviseur. Zij aarzelde. De vader had over de aankoop van het landbouwbedrijf helemaal geen btw betaald, dus kon hij die omzetbelasting ook niet terugvragen. Ergo: er was sprake van een onjuiste aangifte, meende zij. Ze kaartte dit aan bij haar baas. Maar die had daar geen oren naar. Volgens deze AA, die de contacten onderhield met de vader, had de klant goede redenen om de omzetbelasting terug te vragen.

De vader had bij de aankoop naar zijn zeggen wel btw betaald. Dat was volgens hem in de aankoopprijs van het landbouwbedrijf verdisconteerd. Dus kon hij, nu de landbouwregeling was afgeschaft, met terugwerkende kracht alsnog die btw (deels) terugvragen. Uiteindelijk ging de AA overstag; ze ondertekende de aangifte en verstuurde deze.

Wat de vrouw al vreesde, gebeurde. De Belastingdienst had veel vragen en zo haar bedenkingen. Dit riekte naar een valse aangifte. Er bleek immers helemaal geen bewijs van de door vader betaalde btw. Sterker: in de akte van aankoop wordt daar met geen letter over gerept. En: hoe kon de maatschap aanspraak maken op die teruggave? Vader zat niet eens in deze maatschap, die was van een van zijn zoons en een schoondochter.

De fiscus schakelde de FIOD in. Zo belandde de zaak bij het OM dat tot vervolging overging van beide AA’s wegens ‘meewerken aan een valse aangifte omzetbelasting’.

Volgens Pauline Waninge, advocaat van de AA die directeur is van het betrokken accountants- en advieskantoor, had haar client lang alle reden om te geloven dat de vader in 2015 wel degelijk btw zou hebben betaald over de aankoop van het landbouwbedrijf. Pas tijdens de rechtszaak zou hem duidelijk zijn geworden dat dit niet het geval was, aldus Waninge begin juni tijdens de zitting. Iets wat deze AA zelf bevestigde. “De vader hield tegenover mij altijd vol dat de btw hem in de vorm van een hogere kooprijs in de maag zou zijn gesplitst. Tijdens de strafzaak zei hij ineens dat hij de koopprijs mooi had weten te drukken door geen btw te betalen. Dat was voor mij een donderslag bij heldere hemel.”

Volgens Pieter Lettinga, advocaat van de AA annex belastingadviseur, viel ook zijn client niets te verwijten. “Zij heeft haar bezwaren tijdig bij haar baas aangekaart.” Dat ze toch heeft getekend kwam volgens hem mede door haar kwetsbare positie. “Mevrouw was bang voor ontslag. Ze is 64 en haar gezondheid laat te wensen over, ze was bang dat ze geen nieuwe baan meer zou kunnen vinden.”

Tijdens de zitting opperde Lettinga ook dat niet vaststond of de aangifte onjuist was. Hij refereerde aan de strafzaak die het OM tegen de beide accountants heeft aangespannen. Daarin legde de rechtbank de directeur en mede-eigenaar van het in de provincie Groningen gevestigde accountants- en advieskantoor een taakstraf op voor 240 uur plus een boete. De vrouw werd niet vervolgd omdat ze onder druk was gezet. 

De ‘baas’ tekende beroep aan tegen deze uitspraak. In dit beroep zal de belastingrechter onder meer oordelen of er sprake is van een ‘onjuiste’ aangifte. Lettinga merkte daarbij op dat het vrij gebruikelijk is dat de fiscus een correctie aanbrengt op een aangifte, waarmee niet is gezegd dat deze onjuist is.

De Accountantskamer gaat daar niet in mee. Zij maakt haar eigen afwegingen, aldus de uitspraak. Volgens de tuchtrechters had de AA die de aangifte indiende maatregelen moeten nemen om ‘te voorkomen dat zij in verband zou worden gebracht met informatie die materieel onjuist, onvolledig of misleidend is’. Dat zij ervan uitging dat de Belastingdienst toch wel vragen zou stellen over deze aangifte is geen excuus. Bovendien bestond de kans dat de fiscus geen vragen zou stellen en de fout niet zou worden ontdekt. Zij heeft daarmee volgens de rechters gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van integriteit.

Haar baas wist van de hoed en de rand en had de AA er volgens de uitspraak voor moeten behouden de btw terug te vragen. In plaats daarvan heeft hij er bij de vrouw op aangedrongen de onjuiste aangifte toch in te dienen. Dat de man tijdens de zitting geen inzicht heeft getoond in het laakbare karakter van zijn handelen, heeft de Accountantskamer mee laten wegen in haar uitspraak.
 

Gerelateerde artikelen