De accountant als ‘architect’ van kostbare mislukking tandarts
Door Michiel Satink
Zaaknr. 21/1056
Er moest over de kosten van het baliepersoneel gesproken worden. Tot dit gesprek in januari 2019 was er nog geen vuiltje aan de lucht voor twee maten – een tandarts en een mondhygiënist – die al jaren hetzelfde pand in Gelderland deelden. Ze begonnen ergens in 2006 samen te werken en in 2012 werd alles nog eens formeel op papier gezet. De accountant werd ingeschakeld maar die moest niet veel meer doen dan de samenwerking uit 2006 een formeel karakter geven, ook vanwege investeringen die ze wilden doen.
Die samenwerking was al op basis van een kostenmaatschap dat destijds zonder tussenkomst van een accountant tot stand was gekomen. De kosten worden gedeeld, alleen de baliemedewerker wordt betaald door de tandarts. Later is meer personeel nodig en de kosten lopen op voor de tandarts. Zij wil dat opnieuw naar specifiek die kosten gekeken worden en de mondhygiënist vindt dat prima, maar wil wel dat alle kosten tegen het licht gehouden worden. In de maanden hiervoor is de betrokken accountant hierover benaderd door de tandarts. Zij hadden vooroverleg toen de mondhygiënist naar haar mening opeens met een nieuwe kostenverdeling werd geconfronteerd, zo klinkt het verwijtend bij de Accountantskamer. Stond de accountant opeens aan de zijde van de tandarts? En hoe kon hij tegelijk ook de jaarrekening voor de kostenmaatschap nog blijven maken?
De accountant handelde kort gezegd niet langer objectief, stelt advocaat Joost Papeveld. Een paar dagen na dat overleg in januari geeft zijn cliënt, de mondhygiënist dus, aan dat ze een andere accountant in de arm neemt. Toch bleef de accountant werken voor de kostenmaatschap. De cliënt van Papeveld acht dit 'onbestaanbaar'. Ook belastte hij kosten die hij maakte voor bemiddeling namens de tandarts mede door aan de hygiënist.
Waarborgen ter handhaving van zijn objectiviteit trof de accountant niet, stelt de advocaat. Ook legde hij geen bedreigingen vast in zijn dossier. De accountant wordt een kwalijke rol toegedicht als de onderhandelingen onder leiding van een onafhankelijke derde bijna zijn afgerond. “Nu is duidelijk dat de tegenpartij mijn cliënt het liefst makkelijk, snel en zo goedkoop mogelijk uit de maatschap willen hebben.'' De tandarts wil het gezamenlijk gehuurde pand voor zichzelf. De mondhygiënist zou dan haar investering van circa 250.000 euro tegen een geringe vergoeding van 25.000 euro moeten afstaan, zo suggereert de raadsman.
Dat de accountant in de aanloop naar het gesprek in januari 2019 verwijtbaar handelde en dat het zijn mening was dat de tandarts een onevenredig deel van de kosten van het baliepersoneel betaalde, dat ,,slaat de plank volledig mis. Hier wordt selectief geciteerd en worden feiten verdraaid. De accountant heeft met de mededeling dat de tandarts een onevenredig deel van de kosten droeg, slechts haar mening weergegeven'', zei advocaat Eva Jagt namens de accountant.
Dat hij voor dit gesprek tegengestelde belangen diende, daarvan was geen sprake. Er was toen ook nog helemaal geen geschil. ,,Tot dat moment kwamen ze altijd tot een gezamenlijke oplossing. De maten vertrouwden elkaar en het is niet vreemd dat ze gezamenlijk vroegen een accountant mee te denken over de herverdeling van de kosten van het baliepersoneel.''
Pas op het moment dat de mondhygiënist aangaf dat ze zich zorgen maakt over de behartiging van haar belangen, is de situatie anders. En dat is ook het moment dat zij zich liet bijstaan door een andere adviseur. ,,Dus een dreiging van belangenverstrengeling was al niet meer aanwezig.'' Dat hij ze allebei bleef bijstaan – alleen al in het opstellen van de jaarrekening van de kostenmaatschappij – had de instemming van beide partijen, stelt de raadsvrouw.
Het werk aan de jaarrekening was zeer beperkt en staat ook los van de discussie rond de kosten, stelt advocaat Jagt. Voor het opstellen van de jaarrekening had de accountant geen opdrachtbrief. Was het niet raadzaam de mondhygiënist gezien de situatie toch om een handtekening te vragen? ,,Het is niet gebeurd'', reageerde de accountant op deze vraag van de tuchtrechter. Dat hij als 'architect van dit echec' wordt gezien, dat heeft hem geraakt, zei de beklaagde. De tuchtklacht bezorgde hem slapeloze nachten terwijl hij nooit getwijfeld heeft aan zijn handelen.
De uitspraak: 'Accountant was niet de architect van het echec'