Tuchtcollege temt furieuze klager met adhoc-mediation
Zaaknr. 18/1845
De klager ging akkoord, evenals de accountant. Niet omdat hij vond dat zijn cliënt gelijk had. Integendeel: à contrecouer, vertelde hij geraakt. Om nog meer tijd, energie en juridische kosten te besparen – ook de kantonrechter had zich inmiddels over de zaak gebogen; die gaf de accountant gelijk.
De zitting bij de Accountantskamer afgelopen maandagmiddag kende een bizar verloop. Inhoudelijk had de zaak niet veel om het lijf. Klager belde de RA begin 2015 of deze voor hem de aangifte vennootschapsbelasting 2014 wilde doen. Hij had daarvoor nog precies twee dagen de tijd. De accountant stemde toe, maar onder een voorwaarde. Als hij de vpb-aangifte zou doen, wilde hij ook de opdracht voor de jaarrekening en de samenstelling. “Ik wilde zeker weten dat de grondslag van de aangifte deugdelijk was”, aldus de accountant.
De klager ging daarmee akkoord.
Hij voldeed de rekening voor de vpb-aangifte, maar de tweede rekening, die voor de jaarrekening en de samenstelling, weigerde hij te betalen. Terwijl de accountant hem de conceptjaarrekening inmiddels had toegezonden. Die voldeed echter niet aan de eisen; bovendien had hij geen opdracht gegeven deze op te maken, betoogde de man.
Maar waarom hij nu precies naar de tuchtrechter was gestapt, bleef onduidelijk. Michiel Werkhoven, de voorzitter van het college, probeerde de klacht op basis van de door de klager ingestuurde stukken vooraf samen te vatten. Dat werd hem niet in dank afgenomen. “Ik ben buitengewoon verbouwereerd door uw samenvatting”, reageerde de klager geagiteerd. Verhelderen wat zijn klacht dan wel behelsde, weigerde de man. “Dat staat in de klacht, dat ga ik hier niet herhalen.”
Nadat de klager Werkhoven en de andere leden van de tuchtraad kopieën van zijn pleidooi had verstrekt en de voorzitter opmerkte dat er veel noten in stonden die alleen zouden worden meegewogen bij de beoordeling als ze in het mondelinge pleidooi zouden worden meegenomen, was het opnieuw raak.
In de wetenschap dat hij daarvoor maximaal 20 minuten de tijd had, begon de klager als een malle met zijn pleidooi. Voor Werkhoven aanleiding de man te onderbreken:
“Dit is niet te volgen. Misschien is het beter wanneer u zich aan de hoofdtekst houdt.”
Klager, op hoge toon: “En net zei u dat ik de noten mee moest nemen! Wat is het nu?!”
Van Werkhoven: “Ik probeer u te helpen, maar gaat u rustig door.”
Klager: “Ik noteer even wat er mis is gegaan.”
Van Werkhoven: “Dat gaat dan wél van uw tijd af.”
Klager: “Ik noteer ook dat.”
De accountant had aanzienlijk minder tijd nodig; in slechts een paar zinnen hield hij zijn pleidooi. Volgens hem was de zaak klip en klaar. Er was een verschil van mening over de vraag of de klager nu wel of niet een tweede opdracht had verschaft voor de administratie en de jaarrekening. Voor de accountant bestond daar geen enkel misverstand over. Zonder de opdracht voor de jaarrekening zou hij de opdracht voor de Vpb-aangifte nooit hebben aanvaard.
Een tweede ronde bleef uit. Van Werkhoven meldde dat het college over ongeveer 15 weken uitspraak zou doende, met de gebruikelijke vraag of partijen daarbij in levende lijve aanwezig wilden zijn – een vraag die steevast met nee wordt beantwoord – en dankte hen voor hun komst.
Vervolgens opperde hij het lumineuze idee om de tweede factuur gewoon te crediteren. Iets waarin de klager zich wel konden vinden – op voorwaarde dat ook het civiele vonnis niet zou worden geëxecuteerd. Ook de accountant stemde in – zij het zichtbaar met tegenzin.
Voor de klager reden zijn excuses aan te bieden voor zijn gedrag aan het begin van de zitting.
Auteur: Jan Smit/Juridisch Persbureau Zwolle