Tijdige verzending van naheffingsaanslag en boetebeschikking niet aannemelijk
Aan een belanghebbende is een naheffingsaanslag belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM) opgelegd voor een bedrag van € 10.000 en een boetebeschikking van € 5.000. De naheffingsaanslag is met dagtekening 18 april 2014 verzonden naar het adres waarop de belanghebbende op deze datum stond ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie.
De belanghebbende heeft bij brief van 10 juli 2014, bij de belastinginspecteur ingekomen op 21 augustus 2014, bezwaar gemaakt. In geschil is of het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard door de belastinginspecteur.
Gerechtshof Den Bosch stelt voorop dat de ontvankelijkheid van het bezwaar tegen de aanslag en de ontvankelijkheid van het bezwaar tegen de boetebeschikking, afzonderlijk beoordeeld dienen te worden. De belastinginspecteur stelt dat bij het verzenden van (naheffings)aanslagen, een datum van dagtekening wordt gekozen die twee á drie weken in de toekomst is gelegen.
Stukken van aangetekende verzending of andere stukken waaruit volgt dat de aanslag uiterlijk op de dag van de dagtekening is verzonden, zijn door de belastinginspecteur niet overgelegd. Gelet hierop heeft de belastinginspecteur niet aannemelijk gemaakt dat de naheffingsaanslag uiterlijk op de dag van de dagtekening is verzonden, oordeelt het gerechtshof.
Nu de belanghebbende stelt dat hij de naheffingsaanslag nooit heeft ontvangen, is de belanghebbende ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar tegen de naheffingsaanslag.
Ook ten aanzien van de boetebeschikking is het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De belanghebbende stelt dat hij de boetebeschikking nooit heeft ontvangen. De belastinginspecteur heeft niet bewezen dat deze stelling onjuist is.
Het gerechtshof wijst de zaak terug naar de belastinginspecteur.
(Bron: Fiscanet)