Tijdig verzoek om teruggaaf OB oninbare vorderingen; vorderingen niet verjaard

Gerechtshof Amsterdam heeft geoordeeld dat een bv tijdig heeft verzocht om teruggaaf van betaalde omzetbelasting op oninbare vorderingen. De vorderingen zijn niet verjaard.

X (bv; belanghebbende) exploiteert een jachthaven. Zij heeft bij brief van 28 november 2013 verzocht om teruggaaf van betaalde omzetbelasting op oninbare vorderingen voor een bedrag van in totaal € 38.000 (artikel 29, lid 1, aanhef en letter a, Wet OB 1968; tekst 2013).
De Inspecteur heeft het verzoek afgewezen. Na bezwaar heeft de Inspecteur aangegeven dat het verzoek om teruggave niet-ontvankelijk is.

Volgens Rechtbank Noord-Holland heeft X het verzoek om teruggaaf geruime tijd na het verlopen van de verjaringstermijn ingediend. Dit betekent dat het verzoek te laat is gedaan zodat de Inspecteur het verzoek terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

X betoogt in hoger beroep dat de Rechtbank ten onrechte ervan is uitgegaan dat de vorderingen zijn verjaard. Van verjaring was en is volgens X geen sprake, zodat betaling van de overeengekomen vergoeding nog altijd in rechte kan worden gevorderd. Hof Amsterdam volgt X hierin.

Ingevolge artikel 3:322, lid 1, BW mag de rechter niet ambtshalve het middel van verjaring toepassen. De schuldenaar dient een beroep op verjaring te doen. De betreffende vorderingen zijn niet verjaard nu de schuldenaar daar geen beroep op heeft gedaan. Betaling van de vergoeding kon ook op 28 november 2013 nog in rechte worden gevorderd door X.

Het verzoek om teruggaaf is derhalve tijdig ingediend, zodat het verzoek ten onrechte is afgewezen.

 

(Bron: Fiscanet)

Gerelateerde artikelen