‘Systeem innovatiesubsidies moet op de schop’
Volgens Debackere, lid van de Haagse Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie (AWTI), zet Nederland nu veel te zwaar in op fiscale voordelen, maar die lokken onvoldoende private investeringen in onderzoek en innovatie uit. Het geld dat met aftrekregelingen voor innovatie wordt bespaard, wordt namelijk maar voor de helft geïnvesteerd in onderzoek en ontwikkeling.
Verhouding subsidie-fiscaal uit balans
Nederland geeft dit jaar 130 miljoen euro uit aan subsidies voor innovatieprojecten in de topsectoren, terwijl er via fiscale regelingen als de Innovatiebox en de WBSO bijna 1,8 miljard euro aan belastingvoordeel beschikbaar is voor innovatieve bedrijven. De verhouding tussen subsidies en fiscale voordelen is dan ook uit balans, vindt Debackere. "Alleen fiscale stimuli volstaan niet, er moet ook geld voor subsidies bij. De samenwerking in de topsectoren kan geen vervanging zijn voor een gebrek aan middelen. Nederland is het aan zichzelf verplicht om in een volgende kabinetsperiode meer geld in onderzoek en innovatie te investeren", zo liet de innovatie-expert weten tegenover Het Financieele Dagblad (FD).
Nog geen goed subsidiemechanisme
Heerink zegt “het in de basis eens te zijn met Debackere”. "Er wordt echter vergeten dat Nederland nog geen goed mechanisme heeft om dergelijke subsidies efficiënt en goed te verstrekken. Ja, er zijn tal van regelingen en systemen om overheidsbeleid te vertalen naar de praktijk en via een mechanisme bij de ondernemer te krijgen. Echter wordt bij de beoordeling en handhaving door de uitvoerende overheden doel en middel continue verwisseld. " Heerink geeft aan dat de hoofddoelstelling van de regering vaak goed is en te prijzen valt, maar dat het vaak misgaat in de vertaalslag naar de praktijk, waar de afgelopen jaren fors bezuinigd is op personeel. "Dit is de slagkracht niet ten goede gekomen en bovendien is de mate waarin men bij de operationeel betrokken overheden verantwoordelijkheid durft te nemen laag."
"Fiscale regelingen zijn gemakkelijker en veiliger voor de overheid. Het monitoren van geldelijke subsidies is veel lastiger. Dan geeft de overheid echt geld weg, in plaats van een korting te verstrekken zoals men doet bij fiscaliteit. De overheid heeft weinig vertrouwen in ondernemers en stelt bij subsidies daarom tal van regels en voorwaarden op waaraan ondernemers moeten voldoen. Ze zou wat meer vertrouwen moeten hebben en minder achterdochtig moeten zijn. Ook zouden behandelend ambtenaren meer verantwoordelijkheid moeten krijgen en minder op eventuele fouten moeten worden afgerekend. De vele regels belemmeren innovatie en het uitvoeren van projecten. Te veel controle heeft een averechts effect, en dat is jammer, want op die manier wordt het middel (de 100% controle van bijvoorbeeld de administratie in plaats van een steekproef) verwisseld met het doel (is het project uitgevoerd en heeft het bijgedragen aan het behalen van de beleidsdoelstellingen van de overheid?)," zo vervolgt Heerink.
De fiscale regelingen zitten een stuk eenvoudiger in elkaar, voor overheid en aanvrager. "Het nadeel van dit type financiële ondersteuning is echter dat het heel algemeen van aard is. De fiscale korting waarvan gebruik wordt gemaakt komt ten goede aan de 'grote berg'. Bijvoorbeeld, de afdeling R&D die de uren erin heeft gestoken en de investering heeft gedaan, ziet daar vaak niets meer van terug. Met geldelijke subsidieprogramma's kun je innovatieve projecten en ontwikkelingen veel rechtstreekser ondersteunen en kan men een interne business case opstellen, wat bij een fiscaliteit vaak niet lukt. Daarnaast vindt bij fiscale regelingen in veel gevallen verrekening via een korting op de Vpb plaats, maar veel innovatieve ondernemers zijn dusdanig aan het investeren dat een extra Vpb-aftrek voor hen niet zinvol is," aldus Heerink.
‘Meer vertrouwen in ondernemers nodig’
Een vriendelijker 'high-trust' subsidiemechanisme zou volgens Heerink bij kunnen dragen aan het beter bereiken van innovatiedoelstellingen. "Waarbij beter wordt gekeken naar de hoofdlijnen van een project of ontwikkeling. Loopt een project goed? Wordt er resultaat behaald? En waarbij niet te veel wordt ingezoomd op de kleine onderdelen en marginale regels, waardoor het voor kan komen dat mooie projecten, die goed aansluiten bij de innovatiedoelstellingen van de overheid, toch (deels) worden afgekeurd op een futiliteit. Dat is enorm frustrerend voor een ondernemer, maar ook voor de uitvoerende ambtenaren die daardoor genoodzaakt zijn om mooie projecten af te keuren."
"Wanneer er meer vertrouwen is van de overheid in ondernemers, vertaald in minder regeltjescultuur, dan zullen de uitvoerende ambtenaren van subsidieverstrekkende instanties zich ook gesteund voelen om zelf meer verantwoordelijkheid te nemen tijdens het beoordelen van een project. Controlerende ambtenaren die dicht bij het project staan, kunnen het beste beoordelen of een project voldoet aan de normen. Daar zijn niet allerlei aanvullende regels en wetten voor nodig", zo besluit Heerink.