Ook recht op rechtsherstel box 3 voor kleine spaarders

Kleine spaarders moeten wel de fiscale schade kunnen bewijzen.

Belastingplichtigen met slechts bank- en spaartegoeden in box 3 (de groep spaarders) hebben ook recht op rechtsherstel op basis van de arresten van de Hoge Raad van 6 en 14 juni 2024. Voorwaarde is dat hun werkelijk rendement lager is dan het forfaitaire rendement.

  • Accountants en fiscalisten overleggen met de overheid over de afhandeling van de box 3-affaire
  • Dan moet hun werkelijk rendement wel lager zijn dan het geldende forfait
  • De overheid broedt op een manier waarop spaarders eenvoudig rechtsherstel kunnen aanvragen
  • Maar ze moeten wel zelf hun recht op herstel kunnen bewijzen

Dat heeft de staatssecretaris van Financiën laten weten in een Kamerbrief. De kwestie over de spaarders is al langer een zaak van overleg tussen het ministerie van Financiën, de Belastingdienst en de koepel- en belangenorganisaties (NOB, RB, SRA, NBA, Bond voor belastingbetalers en Consumentenbond).

Deze koepel- en belangenorganisaties wilden zekerheid dat de arresten van de Hoge Raad op 6 en 14 juni ook gelden voor de groep spaarders die hun definitieve aanslag 2023 al vóór 6 juni 2024 hebben ontvangen. Dat heeft de staatssecretaris nu bevestigd.

(tekst loopt door onder het blok)

In de arresten van 6 juni 2024 oordeelde de Hoge Raad dat zowel de Wet rechtsherstel box 3 (Herstelwet, geldend voor de jaren 2017-2022) als de voor de jaren vanaf 2023 geldende Overbruggingswet box 3 nog steeds in strijd zijn met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) indien het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement. Ook gaf de Hoge Raad aan hoe het begrip werkelijk rendement moet worden geïnterpreteerd en dat in principe geen recht op rentevergoeding bestaat. Tot slot is nadrukkelijk aangegeven dat de bewijslast dat het werkelijke inkomen lager is dan het forfaitaire rendement bij de belastingplichtige zelf ligt.

Het ministerie van Financiën onderzoekt hoe aan de kleine spaarders op een eenvoudige manier rechtsherstel kan worden geboden. Bijvoorbeeld via een digitaal formulier waarin het werkelijke rendement kan worden ingegeven.

De vraag die nog beantwoord moet worden is of de verhoging van het forfaitaire rendement die achteraf heeft plaatsgevonden, in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Over die vraag heeft de Hoge Raad zich niet expliciet uitgelaten.

Nog vragen over

Koepels en belangenorganisaties hebben daarna nog steeds veel vragen over de arresten van de Hoge Raad, zoals:

  • Wat is het genietingsmoment van het werkelijke rendement?
  • Welke WOZ-waarde moeten worden gehanteerd, bijvoorbeeld bij verkoop van een vakantiewoning in de loop van het jaar, omdat de WOZ-waardering uitgaat van een peildatum op 1 januari van het voorgaande belastingjaar?
  • Moet bij een onverhuurde tweede woning een economische huurwaarde worden aangegeven?
  • Hoe wordt voorzien in de mogelijkheid om opnieuw de verdeling van niet persoonlijke inkomsten tussen fiscale partners te herzien?
Gerelateerde artikelen