Ook in hoger beroep blijft klacht tegen accountants herhaling van zetten

De Accountantskamer oordeelde terecht dat een klacht ingediend tegen twee accountants in november 2015 een herhaling van zetten was. Toen is de klacht niet-ontvankelijk verklaard en ook in hoger beroep kwamen de klagers niet verder.

Dat blijkt uit het vonnis van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb). In een zaak waarin de tuchtrechter in mei 2015 vonnis sprak, werd al geklaagd over het samenspannen van de accountants met bestuurders om financiële schade voor henzelf, familie en vrienden te beperken. Zo was ten onrechte de post 'overname schuldlening middels cedering' opgenomen. Deze cessie van medio september 2011 had als gebeurtenis na balansdatum aangemerkt moeten worden, oordeelde de tuchtrechter, en had dus inderdaad niet in deze jaarrekening moeten staan. Maar de klacht dat de accountants niet integer handelden en malversaties pleegden werd ongegrond verklaard. In november dat jaar stapten de klagers andermaal naar de tuchtrechter. Die verwijten werden niet-ontvankelijk verklaard: het was een herhaling van de klacht uit eerder dat jaar.

De klagers, in hoger beroep appelanten genoemd, menen dat de eerste klacht bij de Accountantskamer ging over één schuldoverdracht in het zicht van de faillissementen, met uiteindelijk als doel om middels een tweede cessie de rekening-courantschuld van de bestuurder weg te werken waarmee de schade voor een groep schuldeisers – familie en vrienden – beperkt zou worden. Maar waarom werd die tweede cessie niet ook al door de betrokken accountants in de jaarrekening 2010 van de holding verwerkt als de beide akten van cessie al voor opmaken ervan waren gedagtekend? “Pas tijdens voornoemde zitting bleek appellanten dat de door de curator overgelegde jaarrekeningen 2010 van de Makelaardij en de Holding als authentiek werden gezien en welke accountant bij het samenstellen en uitbrengen ervan een rol had vervuld'', stelden de klagers. Ze noemen het 'ongeloofwaardig' dat de betrokkenen de eerste cessie zonder onderliggende stukken hebben verwerkt en van de tweede cessie niets afwisten. Pas na deze constateringen en na de uitlatingen van de accountants op de zitting in april 2015 ontstond het idee bij de klagers dat er mogelijk nog meer onvolkomenheden in de jaarrekeningen zouden zitten.

De Accountantskamer kwam niet tot een inhoudelijke beoordeling omdat het rechtsprincipe van 'ne bis in idem' dit in de weg staat. Dit betekent dat niet opnieuw geklaagd mag worden over iets dat al eerder bij de rechter aan bod is geweest. “De vaststelling dat andermaal over dezelfde gedraging wordt geklaagd, is naar het oordeel van het College reeds voldoende grond om niet tot inhoudelijke behandeling van het klaagschrift over te gaan'', staat in de uitspraak.

Dat maakt dat het hoger beroep ongegrond is.

Lees ook:

 

[Door: Michiel Satink / Juridisch Persbureau Zwolle]  

Gerelateerde artikelen