Kwaliteit wettelijke accountantscontroles gestegen

De kwaliteit van wettelijke accountantscontroles is in de periode van 2000 tot 2018 significant gestegen.

Dat concludeert Christian Peters, onderzoeker en promovendus aan de Universiteit van Tilburg. Het artikel van Peters getiteld ‘Is de kwaliteit van de accountantscontrole gestegen?’ is gepubliceerd in de juli-editie van het Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie. 

Noodzaak voor onderzoek naar controlekwaliteit
Het onderzoek naar de ontwikkelingen in controlekwaliteit wordt gemotiveerd door de maatschappelijke vraag om meer inzichten in de kwaliteit van wettelijke controles en de ontwikkelingen hierin te verkrijgen. Zo deed demissionair Minister van Financiën Hoekstra recentelijk een oproep om meer objectieve informatie over de kwaliteit van de accountancysector te verkrijgen en hier meer wetenschappelijk onderzoek naar te doen. Het onderzoek van Peters beantwoordt deze oproep. 

Waar inspecties van de AFM zich vooral richten op het procesniveau van controlekwaliteit, zoals de kwaliteitswaarborgen tijdens de uitvoering van de controle, richt het onderzoek van Peters zich op het uitkomstniveau van controlekwaliteit: de mate van winststuring in de gecontroleerde jaarrekening. Peters geeft aan dat zijn onderzoek weliswaar minder fijnmazig is dan de inspecties van de AFM, maar wel een algeheel beeld geeft over de kwaliteit van de wettelijke accountantscontroles en daarmee de kennis die we reeds hebben op basis van de inspecties aanvult. Een algeheel beeld van de controlekwaliteit ontbreekt volgens hem bij de inspecties van de AFM: “Hoewel inspecties door de AFM inzicht kunnen geven in de proceskwaliteit, is de steekproef van de AFM redelijk beperkt en niet aselect”, aldus Peters.

Ontwikkelingen omtrent de controlekwaliteit in Nederland
Voordat de studie de kwaliteit van wettelijke accountantscontroles in de periode 2000-2018 schat aan de hand van informatie uit gecontroleerde jaarrekeningen, geeft het eerst een overzicht van de ontwikkelingen omtrent controlekwaliteit in Nederland. Peters begint vanuit de invalshoek dat het Nederlandse accountantsberoep historisch gezien wordt gekenmerkt door een hoge mate van zelfregulatie die voorkwam uit Théodore Limperg’s ‘leer van het gewekte vertrouwen.’ 

Tot de Wet Toezicht Accountantsorganisaties in 2006 waren er weinig controlestandaarden voor accountants. Drie belangrijke onderdelen van de Wet Toezicht Accountantsorganisaties die hier verandering in brachten waren de vergunningsplicht voor accountantsorganisaties, een vereist ‘stelsel van kwaliteitsbeheersing’, en onafhankelijk publiek toezicht door de AFM op naleving van regels gesteld voor accountantsorganisaties en accountants die wettelijke controles verrichten. 

Tijdens de financiële crisis in 2008-2009 begon de maatschappelijke belangstelling voor de gepresenteerde cijfers door ondernemingen toe te nemen, veroorzaakt door de verhoogde druk op bedrijven om cijfers zo rooskleurig mogelijk te presenteren en winsten te sturen. Vanaf 2009 begon de AFM inspecties uit te voeren en hierbij bleek het systeem van de accountantscontrole onderhevig aan een aantal kwetsbaarheden. 

In 2014 werd de Werkgroep Toekomst Accountantsberoep (WTA) opgericht, welke in haar rapport concludeerde dat fundamentele verbetering van de controlekwaliteit noodzakelijk werd geacht en daartoe 53 verbetermaatregelen werden voorgesteld. Op basis van deze verbetermaatregelen werd in 2015 de Monitoring Commissie Accountancy (MCA) opgericht om de continue verbetering te waarborgen. Vanaf 2019 werd ook door de Commissie Toekomst Accountantsberoep (CTA) onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de accountancysector. 

Vorig jaar publiceerde zowel de MCA als de CTA een eindrapport waarin blijkt dat er stappen zijn gezet om de kwaliteit te verbeteren, maar waaruit ook bleek dat het aantal onvoldoendes bij kwaliteitsinspecties nog te hoog was, ingrepen vooral reactief in plaats van proactief waren, en intrinsieke motivatie ontbrak. Zo stelde de MCA bijkomende impactvolle ingrepen voor en sprak de CTA van een ‘structureel kwaliteitsprobleem’ waardoor demissionair Minister van Financiën Hoekstra twee kwartiermakers heeft aangesteld om de druk om accountantsorganisaties te verhogen.

Peters geeft aan dat er door deze commissies veel gezegd en geschreven is over de kwaliteit van de accountantscontrole, maar dat het accountantsberoep geen definitie van controlekwaliteit heeft vastgelegd en een integraal beeld van de gerealiseerde kwaliteit ontbreekt. Zijn onderzoek probeert het beeld van de kwaliteit en de kwaliteitsontwikkelingen in de afgelopen jaren te verbreden aan de hand van informatie uit gecontroleerde jaarrekeningen.

Uitkomstniveau van controlekwaliteit
De studie van Peters heeft 1.054 jaarrekeningen van 69 beursgenoteerde ondernemingen onderzocht in de periode 2000-2018. Daarbij richt de studie zich op het uitkomstniveau van controlekwaliteit: de mate van winststuring in de gecontroleerde jaarrekening. 

Om de mate van winststuring te meten gebruikt Peters zes ‘discretionaire accruals’ (DA) modellen, welke veelvuldig in de wetenschappelijke literatuur gebruikt worden. Op basis van deze DA-modellen schat Peters aan de hand van lineaire regressies wat de totale accruals van een onderneming zouden zijn als het management geen enkele invloed zou hebben op de winst door middel van verslaggevingskeuzes. “Het verschil tussen deze verwachting en de werkelijke waarde van de accruals zijn de discretionaire accruals,” aldus Peters. Deze discretionaire accruals duiden op winststuring aan de hand van verslaggevingskeuzes, bijvoorbeeld door het vormen van voorzieningen, het al dan niet kapitaliseren van ontwikkelingskosten, of het realiseren van extra omzet in een bepaald boekjaar. 

Omdat regelgevers ernaar streven om winststuring zoveel mogelijk te beperken, is een accountant, als wettelijk controleur van de jaarrekening, de aangewezen persoon of er al dan niet sprake is van winststuring. Peters geeft aan dat de rol van de accountant hierin tweeledig is: “De accountant kan vanuit een ‘opvoedende’ rol ondernemingen zover krijgen om minder winst te sturen. Daarnaast kan de accountant, wanneer de onderneming blijft volharden in winststuring, correctieboekingen aanbrengen.”

Bevindingen van het onderzoek
De bevindingen van de studie tonen dat de mate van winststuring sinds 2000 significant is gedaald en de controlekwaliteit daarmee significant is gestegen. Deze bevinding wordt ondersteund door meerdere schattingsmethoden, modelspecificaties en steekproeven. Specifiek, nemen in de studie de discretionaire accruals jaarlijks met zo’n 0,14-0,19 procentpunt van totale activa af. Relatief gezien is dit een daling van 1,83-2,16% per jaar. Dit kan geïnterpreteerd worden als een stijging in het uitkomstniveau van controlekwaliteit.

Noodzaak voor AQI’s
Volgens Peters kent zijn onderzoek ook diverse beperkingen. “De voornaamste beperking is dat de trend in discretionaire accruals niet kan worden uitgesplitst in controlekwaliteit en verslaggevingskwaliteit. Ontwikkelingen in de vennootschapsbelasting, het rentepercentage, de reële economie, en verslaggevingsstandaarden kunnen de aantrekkelijkheid van discretionaire accruals verminderd hebben en daarmee van invloed zijn op de trend”, aldus Peters. 

Voorts geeft hij aan dat echt goede maatstaven van controlekwaliteit ontbreken: “Het is noodzakelijk dat het accountantsberoep zoekt naar additionele audit quality indicators om zo een uitgebreider overzicht te krijgen omtrent de controlekwaliteit. De huidige ontwikkelingen hieromtrent, met name het opstellen van audit quality indicators door de daarvoor in het leven geroepen werkgroepen bieden alvast hoop voor de toekomst.”

De studie is hier te lezen.

Gerelateerde artikelen