‘Medisch specialist kan onder voorwaarden fiscaal ondernemer blijven’
Ceifer Accountants & Belastingadviseurs en Hygieia Consultants meldden onlangs dat ook ook ná de invoering van de integrale bekostiging in de zorg medisch specialisten als zelfstandig ondernemer kunnen blijven opereren. Dat zou blijken uit een beslissing die de inspecteur van de Belastingdienst in Hoorn heeft genomen.
Schippers laat in de beantwoording van de Kamervragen nu weten dat het fiscaal ondernemerschap in beginsel is komen te vervallen, maar dat bij transparante modellen (zoals de maatschap), mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan, het fiscaal ondernemerschap behouden kan blijven.
Schippers: ‘In de brief van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen en de Orde van Medisch Specialisten (inmiddels de Federatie van Medisch Specialisten) van 17 december 2013 is in paragraaf 1 kort gezegd aangegeven dat met name door het vervallen van het zelfstandig declaratierecht van specialisten, het fiscaal ondernemerschap in beginsel komt te vervallen. Namens de staatssecretaris van Financiën is die lezing per brief van 18 december 2013 bevestigd. Vervolgens zijn in eerstgenoemde brief fiscaal transparante en niet-transparante modellen uitgewerkt. Bij de transparante modellen (zoals de maatschap) kan mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan, het fiscaal ondernemerschap behouden blijven.’
Gegeven het verlies van het zelfstandig declaratierecht moet het ondernemerschap – bij voorbeeld bij zo’n maatschap – dan uit andere factoren blijken. Schippers: ‘Voor de in de brief beschreven modellen heeft de Belastingdienst op hoofdlijnen de fiscale consequenties vooraf duidelijk gemaakt, zodat specialisten en ziekenhuizen van daaruit hun eigen keuzes konden maken. Zoals de staatssecretaris van Financiën reeds eerder heeft aangegeven, kan de medisch specialist ook buiten de beschreven modellen in fiscale zin ondernemer blijven indien de medisch specialist het verlies van het zelfstandig declaratierecht compenseert doordat hij andere ondernemersrisico’s gaat lopen. Daarbij kan worden gedacht aan het investeren in bedrijfsmiddelen (apparatuur), het in dienst nemen van personeel of het anderszins lopen van financiële risico’s. Deze risico’s dienen reële en substantiële betekenis te hebben. Dat vloeit ook voort uit de jurisprudentie. Het is aan de professionaliteit van partijen om daar concreet en adequaat invulling aan te geven. Uiteindelijk gaat het om een totaalbeeld van risico’s die gelopen gaan worden. Bij de beoordeling van het ondernemerschap worden alle relevante feiten en omstandigheden in de beschouwing betrokken. Daarbij wegen niet alle aspecten van het ondernemerschap zoals die in de jurisprudentie zijn ontwikkeld even zwaar. Ook als men op één element minder “scoort”, kan dat worden gecompenseerd door op een ander element beter te “scoren”, zodat het totaalbeeld wat betreft het ondernemerschap per saldo toch positief kan uitvallen.’