Marcel Pheijffer: ‘Waar blijven de echte leiders in de accountancy?’

De grote en middelgrote accountantskantoren hebben enthousiast gereageerd op het rapport ‘In het publiek belang’ van de werkgroep Toekomst Accountantsberoep. Volgens hen zullen de maatregelen in belangrijke mate kunnen bijdragen aan het noodzakelijk publieke herstel van vertrouwen in de sector. Is dat optimisme over het rapport terecht? Een gesprek hierover met Marcel Pheijffer, hoogleraar Forensische Accountancy en befaamd 'acountancywatcher'.

Wat hij vindt van het rapport ‘In het publiek belang’ (voluit: ‘In het publiek belang, maatregelen ter verbetering van de kwaliteit en onafhankelijkheid van de accountantscontrole’)? Marcel Pheijffer, hoogleraar Forensische Accountancy aan de universiteiten Nyenrode en Leiden en befaamd ‘acountantancywatcher’ geeft een genuanceerd antwoord. 

In de eerste plaats vindt hij het ‘opmerkelijk’ dat de accountancysector de kans heeft gekregen om zelf te komen met voorstellen hoe ze hun publieke functie beter kunnen vervullen. "De sector mag dankbaar zijn dat ze een laatste kans krijgt om schoon schip te maken. En dat na de invoering van de Wet toezicht accountantsorganisaties in 2006 en de verscherpingen rondom corporate governance van de afgelopen jaren. " Overigens vindt Pheijffer het wel terecht dat accountants toch nog het voordeel van de twijfel van de politiek krijgen. Het zelfreinigende vermogen van de sector is in de afgelopen jaren weliswaar niet erg groot gebleken, accountants kennen hun eigen sector beter dan de politiek, en zijn dus beter dan de politiek in staat om met goede verbetermaatregelen te komen. Althans, als ze echt menen dat ze dat ook willen.

In de tweede plaats vindt Pheijffer het positief dat een werkgroep van jonge partners van accountantskantoren de kans heeft gekregen het rapport op te stellen. "Dat is goed en gezond. Het gaat tenslotte om hun toekomst." En wat hem betreft slaan ‘de jongelingen’ met hun analyse ook de spijker op de kop: "Ze maken duidelijk dat er in de accountancy fundamentele misstanden bestaan; dat er een stelselmatig gebrek aan professionaliteit bestaat, dat het niet gaat om incidenten maar dat het gebrek aan kwaliteit en professionaliteit structureel is. En dat er een andere cultuur nodig is binnen de accountancy om kwaliteitsverbeteringen door te voeren en het vertrouwen in de sector te herstellen."

Gelukkige greep

Maar of de maatregelen die in het rapport worden voorgesteld ook tot de gewenste cultuuromslag zullen leiden? Niet alle 53 maatregelen zullen hieraan bijdragen, vermoedt Pheijffer. Hij vraagt zich bijvoorbeeld af of het voorstel om een beroepseed in te voeren wel zo’n gelukkige greep is. "Anders dan bankiers hebben accountants al sinds jaar en dag een tuchtrecht. Ze konden dus al lang worden aangesproken op hun handelen. Een beroepseed is zo goed als overbodig; het heeft hooguit symbolische waarde – de accountantswereld gaat er niet door veranderen."

Van veel overige maatregelen vraagt hij zich af of ze ‘het hart’ werkelijk raken. "Het rapport is dubbel: aan de ene kant wordt er gehamerd op de noodzaak van gedrags- en cultuurveranderingen, aan de andere kant worden er veel regeltjes en veranderingen in de organisatie van kantoren voorgesteld waarvan ik me afvraag of die tot ingrijpende veranderingen zullen leiden." Relatief enthousiast is Pheijffer over het voorstel om een externe raad van commissarissen in te stellen, die bestuurders gaat benoemen. "Als die commissarissen tenminste ‘outsiders’ zijn, en niet oud-klanten of oud-partners." Ook is hij te spreken over het voorstel om de winstafhankelijke componenten van het inkomen van bestuurders van kantoren te schrappen.


Weeffout

Uiteindelijk geldt: ’the proof of the pudding is in the eating’, aldus Pheijffer. "We zitten nu in de implementatiefase. Niet alle accountantskantoren zijn even enthousiast met doorvoeren van de in het rapport voorgestelde maatregelen. Mijn indruk is dat de OOB-kantoren het verst zijn, en dat de kleinere, niet-OOB kantoren afwachtender zijn – sommige ronduit passief. Als dat zo blijft, is het wachten op de volgende rapporten met kritiek op het accountantsberoep en smetten op de reputatie van de accountant."

Maar zelfs als de maatregelen uit het rapport stuk voor stuk braaf worden doorgevoerd, blijft er ook volgens Pheijffer een weeffout bestaan in de beroepspraktijk van de accountant, namelijk dat hij enerzijds een publieke functie vervult, en anderzijds winstdoelstellingen nastreeft, zeker als hij partner is en zijn honorering afhangt van de winst van zijn kantoor. Het rapport lost die frictie niet op. "De maatregelen uit het rapport bieden ‘duwtjes’ in de goede richting. Het is en blijft echter pleisters plakken."

Het is niet anders. "Er wordt wel gezegd dat de controlefunctie maar genationaliseerd moet worden, maar dat is geen oplossing. Je loopt dan internationaal uit de pas. En wie zegt dat een overheidsdienaar wél goed controleert? Kijk naar de AFM en DNB – was hun toezicht de afgelopen jaren wel zo goed?!" Ook andere alternatieven voor de huidige opzet (joint audits, bijvoorbeeld, of audits die uit een grote pot worden betaald) hebben elk hun eigen tekortkomingen, volgens Pheijffer, en voorzover die er niet zijn, maken ze weinig kans. We zullen dus moeten leven met de accountant die een ‘publieke taak in een private setting’ vervult. En in het verleden, tot in de jaren tachtig heeft dat ook goed gefunctioneerd. Er waren toen minder schandalen dan in de afgelopen jaren."

Cultuuromslag

En Pheijffer gelooft dat de ‘duwtjes in de goede richting’ uit het rapport op termijn aanzienlijk kunnen bijdragen tot de ook door hem gewenste cultuuromslag binnen de accountancy. Net als de politiek geeft hij de accountants het voordeel van de twijfel. "Ik denk alleen dat dit nog wel tien tot twintig jaar zal duren. Zolang zal het wel duren voordat de morele leiders onder de jongeren verantwoordelijke posities zullen bekleden. Zij gruwen van de schandalen van de afgelopen jaren en willen echt kwaliteitsverbeteringen doorvoeren.”

“Maar voor de korte termijn ben ik ronduit pessimistisch. Er is geen moreel leiderschap. Jan Hommen is een leider, Jeroen Dijsselbloem. Zij komen echter van buiten. Onder de mensen die een accountantsopleiding hebben gevolgd ontbreken leiders die echt gezag hebben, die werkelijk boven de partijen staan. Er werken in de accountancy te veel mensen die het oude gewend zijn. De partners van de kantoren en de laag daaronder, die wel kunnen managen en commercieel zijn ingesteld maar voor wie controlekwaliteit niet ‘key’ is gebleken. Zij hebben ook te weinig belang bij kwaliteitsverbeteringen: dat kost geld, en waarom zouden ze Zeker als de economie verder aantrekt, zal de aandacht voor de publieke functie van de accountant naar de achtergrond verdwijnen. Dan komen er weer nieuwe schandalen, nieuwe rapporten, nieuwe kamervragen. En weer kritische artikelen, mede van mijn hand."

Gerelateerde artikelen