KPMG: ‘Meer consistentie nodig in verslaggeving Premiepensioeninstelling’

De verslaggeving door Nederlandse premiepensioeninstellingen (PPI’s) moet veel consistenter worden. Dat meldt KPMG Financial Services.

Het ontbreken van uniforme richtlijnen voor dit soort uitvoeringsorganisaties van pensioenregelingen leidt ertoe dat een aantal PPI’s zich in de verslaggeving gedraagt als een pensioenfonds en dat andere instellingen de regels hanteren die gelden voor een beleggingsinstelling. Dat zorgt voor onvoldoende consistentie en transparantie in de verslaggeving door de PPI’s en leidt voor de belangrijkste belanghebbenden tot een ongewenste situatie.

"Voor actieve deelnemers, ‘slapers’ en hun eventuele nabestaanden is inzicht in het gevoerde beleggingsbeleid, in de behaalde beleggingsrendementen en de beleggingsrisico’s van essentieel belang", zegt Wim Teeuwissen, partner bij KPMG Financial Services.

Teeuwissen: "Deelnemers willen bij pensionering beschikken over het maximale kapitaal om daarmee tegen een beperkt risico een maximaal pensioen te kunnen inkopen bij een verzekeraar. Daarnaast is het voor de deelnemers van groot belang dat het kostenniveau inzichtelijk is omdat dit ook van invloed is op de opbrengstenstructuren van de PPI."

De premiepensioeninstelling is in 2011 als nieuwe entiteit voor de uitvoering van pensioenregelingen ontstaan vanuit de Wet Introductie Premiepensioeninstellingen. Op dit moment heeft De Nederlandsche Bank (DNB) aan twaalf entiteiten een vergunning verstrekt om als PPI te fungeren.

Teeuwissen: "Een PPI voert beschikbare premieregelingen uit van de werknemers van aangesloten werkgevers en heeft dus met name een administratiefunctie. Overall bestaat er echter veel onduidelijkheid over PPI’s als gevolg van de verschillende uitgangspunten die zij hanteren en zijn er veel vragen over de verslaggeving. Het kwalificeren van een PPI als een pensioenfonds of als een beleggingsinstelling is ook geen gemakkelijke keuze.

Ook de Raad voor de Jaarverslaggeving geeft hierin nog geen duidelijkheid. Duidelijk is in ieder geval wel dat een aantal aspecten in ieder jaarverslag van een PPI aan de orde zou moeten komen, zoals inzicht in het beleggingsbeleid en de gerealiseerde beleggingsrendementen, inzicht in de kosten voor deelnemers en in de waarborging van de continuïteit van de PPI, een toelichting op de risico’s en het gevoerde beleid en een adequate toelichting op de toekomstverwachtingen van de PPI."

Dat betekent volgens Teeuwissen dat de jaarrekening van een PPI dus met name inzicht moet geven in deze aspecten. Teeuwissen: "Ook het kasstroomoverzicht draagt overigens bij aan dat inzicht. Een direct kasstroomoverzicht verschaft immers inzicht in de omvang van de activiteiten én in de risico’s die de PPI loopt, zoals het debiteurenrisico, het koersrisico, het continuïteitsrisico en de operationele risico’s. Voor een deelnemer levert de risicoparagraaf in het algemeen waardevolle informatie op over de bestaande risico’s en de wijze waarop de PPI hiermee omgaat.

Een inventarisatie leert echter dat PPI’s in het algemeen wel beschikken over een risicoanalyse, maar deze niet of nauwelijks vertalen naar een risicoparagraaf in de jaarrekening. Dat betekent dat PPI’s de jaarrekening dus zowel moeten gaan voorzien van een toelichting op de kapitaalwaarborging als van een direct kasstroomoverzicht en een risicoparagraaf."