Hoekstra noemt daling OOB-kantoren ‘ongelukkig’

In antwoord op kamervragen geeft minister Hoekstra aan dat de daling van OOB-kantoren samenvalt met een uitbreiding van het aantal OOB-organisaties.

In de brief vroegen Bruins en Dik-Faber (beiden ChristenUnie) aan de minister van Financien of hij de mening van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) deelt dat  de markt, met inbegrip van organisaties van openbaar belang (OOB’s), belang heeft bij een breed en divers scala aan aanbieders?

Voor elke markt, dus ook die voor de wettelijke controles van oob’s, geldt dat een groter aantal aanbieders de competitiviteit van de markt bevordert en de afnemers van diensten of producten meer keuzemogelijkheden geeft, zo schrijft minister Hoekstra. Het terugtreden van accountantsorganisaties met een vergunning voor het verrichten van wettelijke controles bij OOB’s (OOB-accountantsorganisaties) is vanuit dat perspectief geen positieve ontwikkeling. Vanuit kwaliteitsperspectief is deze ontwikkeling op de OOB-markt moeilijk te beoordelen. Meer competitiviteit kan tot een hogere kwaliteit leiden. Het is echter ook van belang dat OOB-organisaties gedreven zijn om deze markt te blijven bedienen en de gevraagde kwaliteit te leveren. 

Over de afname van het aantal OOB-kantoren schrijft Hoekstra: Vanaf 1 juni aanstaande zullen er zeven accountantsorganisaties met een vergunning voor het verrichten van wettelijke controles bij OOB’s zijn. Recentelijk heb ik vernomen dat ook de accountantsorganisatie Baker Tilly heeft besloten uiterlijk per 1 januari 2020 haar OOB-vergunning te laten omzetten naar een niet-OOB-vergunning. Dit zou het aantal OOB-accountantsorganisaties terugbrengen tot zes. De accountantsorganisaties die hun vergunning inleveren, Grant Thornton, Accon en Baker Tilly, hebben relatief weinig OOB-controlecliënten. Het is inderdaad mogelijk dat voor vergunninghouders de investeringen die moeten worden gemaakt om te voldoen aan de kwaliteitseisen die aan OOB-accountantsorganisaties worden gesteld onder meer ten aanzien van de governance niet opwegen tegen de inkomsten die met die controles worden gegenereerd. 

Bruins en Dik-Faber vroegen ook hoe de (aanstaande) schaarste aan OOB-accountants zich verhoudt tot het  voornemen om ook grotere woningcorporaties, netbeheerders, pensioenfondsen, de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW), de Koninklijke Bibliotheek (KB) en de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) aan  te wijzen  als organisaties van openbaar belang, waarmee deze  een  beroep zullen  moeten doen op OOB-accountants.

Hoekstra: Vanuit het perspectief van vraag en aanbod is de afname van het aantal OOB-accountantsorganisaties op het moment dat het aantal OOB’s wordt uitgebreid ongelukkig. Aangezien het OOB-accountantsorganisaties betreft die relatief weinig wettelijke controles bij OOB’s en aankomende OOB’s verrichten, kan niet worden gesproken van significante afname van het aanbod in zijn geheel. Uit de verantwoordingsinformatie (dVi) van corporaties blijkt dat binnen de categorie woningcorporaties met meer dan 5.000 verhuureenheden er over verslagjaar 2017 één woningcorporatie gecontroleerd werd door een accountantsorganisatie zonder OOB-vergunning. Indien ook de drie kantoren worden meegenomen die hun oob-vergunning zullen omzetten, komt dit aantal op vijf woningcorporaties. Zij zullen dus hun wettelijke controle voor het eerste boekjaar waarin zij oob worden door een andere accountantsorganisatie (met OOB-vergunning) moeten laten uitvoeren.

Hoekstra is nog steeds voornemens het voorgenomen besluit tot uitbreiding van het aantal oob’s (oob-besluit) ten uitvoer te brengen.

Lees hier de volledige brief met antwoorden. 

Gerelateerde artikelen