Geen afwaardering van volwaardige vordering

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat een vordering van een bv op een tweede bv volwaardig is en niet kan worden afgewaardeerd.

Een bv houdt 33,33 procent van de aandelen in een andere bv. Laatstgenoemde houdt op haar beurt 41,88 procent van de aandelen in een derde bv. De eerste bv heeft in 2012 en voorgaande jaren managementdiensten verricht voor de tweede bv. De ter zake van die diensten verschuldigde vergoedingen zijn door de tweede bv grotendeels schuldig gebleven. De eerste bv heeft op 21 december 2012 haar belang in de tweede bv verkocht aan een derde. De koopprijs bestaat uit een onvoorwaardelijk bestanddeel van € 1.102.379,46.

In deze procedure is in geschil of de eerste bv in 2012 van de vordering wegens verrichte managementdiensten op de tweede bv een bedrag van € 328.139 kan afwaarderen ten laste van de winst. Rechtbank Noord-Holland stelt voorop dat in geval van een verkoop van aandelen in een vennootschap tegen een verkoopprijs van meer dan nihil in de regel ervan mag worden uitgegaan dat de vorderingen die corresponderen met de schulden van die vennootschap volwaardig zijn.

Nu het onvoorwaardelijke deel van de overeengekomen verkoopprijs het bedrag van de door de eerste bv voorgestane afwaardering ten bedrage € 328.139 overtreft, is geen sprake van een onvolwaardige vordering, aldus de rechtbank. Het is om die reden dan ook niet aannemelijk dat een onafhankelijke derde in een geval als hier aan de orde zijn rechten jegens de tweede bv zou hebben prijsgegeven. Nu de eerste bv haar rechten wel heeft prijsgegeven, dient dit te worden aangemerkt als een handelen in haar hoedanigheid van aandeelhouder.

De afwaardering kan niet ten laste van de belastbare winst van de eerste bv worden gebracht.

(Bron: Fiscanet)

Gerelateerde artikelen