Fiscalist Cor Overduin (Grant Thornton) zaagt aan de poten van de spaartaks

Minister Dijsselbloem (Financiën) belooft op Prinsjesdag plannen te presenteren om de vermaledijde vermogensrendementsheffing aan te passen. Dat is grotendeels de verdienste van fiscaal expert Cor Overduin, partner bij Grant Thornton. Hij spande samen met de Bond voor Belastingbetalers een bezwaarprocedure aan tegen de belastingdienst. Met - zoals het er nu naar uitziet - succes. "Er is een bom onder box 3 gelegd."

Nu gaat de overheid er nog vanuit dat mensen jaarlijks 4 procent rendement halen op hun spaartegoeden. Over dat fictieve rendement moet 30 procent belasting worden afgedragen. Effectief komt dat neer op een heffing van 1,2 procent op het vermogen. Veel te hoog, stellen critici. Want waar krijg je nog 4 procent rente op je spaargeld? Sterker nog, de rente ligt sinds enige tijd al rond de 1 procent, waardoor spaarders per saldo interen op hun tegoed. Helemaal in tijden van inflatie. Geen wonder dat er alom kritiek is op de vermogensrendementsheffing oftewel spaartaks, zoals het in de volksmond heet. Zelfs oud-secretaris van Financiën Willem Vermeend, geestelijk vader van de in 2001 ingevoerde regeling, pleitte er in 2011 voor om dat fictieve rendement van 4 procent te verlagen.

 De regeling is inderdaad te star, vindt ook Cor Overduin, fiscaal expert en partner van Grant Thornton. Alleen de kleine spaarder heeft niet of nauwelijks te lijden onder de hoge rekenrente die de fiscus hanteert aangezien er een vrijstelling geldt van ruim 21.000 euro per persoon. Maar iedereen die meer opzij heeft gezet, is de dupe. "Je ziet dat veel spaarders meer dan 100 procent belasting betalen. Er wordt niet alleen belasting geheven op de rente-inkomsten maar er wordt ook een hap uit de hoofdsom genomen. Welbeschouwd worden mensen dus onteigend. En dat mag niet volgens het Europees recht." Omdat de rendementsheffing in strijd is met het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, spande Overduin vorig jaar samen met de Bond voor Belastingbetalers een bezwaarprocedure aan tegen de belastingdienst. Overduin verwacht dat ze tot aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zullen doorprocederen.

Onredelijk

De timing van het proces was misschien niet helemaal gelukkig. Veel deskundigen uit de Keynesiaanse school vinden immers dat er ontspaard moet worden om de crisis tegen te gaan – en als een hoge spaartaks iets doet, dan is het wel sparen ontmoedigen. Of ze pleiten in navolging van wetenschapper Thomas Piketty juist voor een zware belasting op vermogen, om zo de belasting op arbeid te kunnen verminderen – en een hoge vermogensrendementsheffing past helemaal in hun straatje. Overduin kan zich tot op zekere hoogte wel vinden in deze argumenten. "Maar de redelijkheid is nu zoek. Juist in tijden van crisis is het van belang dat mensen kunnen sparen zonder dat hun vermogen wordt wegbelast. Zeker mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt en flexwerkers of andere mensen met weinig werkzekerheid bouwen in crisistijden liever een buffer op dan dat ze het uitgeven. Heel begrijpelijk. Waarom zou je die mensen voor hun volkomen redelijke spaarzin straffen?"

De Hoge Raad heeft onlangs in arrest al verklaard dat de regeling inderdaad kan conflicteren met het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens. ‘Een bom onder box 3 in de inkomstenbelasting’, zo typeert Overduin de uitspraak. Het huidige forfaitaire stelsel is op zich volgens de Hoge Raad toelaatbaar. Maar mocht het veronderstelde rendement niet haalbaar zijn en zou het belastingtarief tot een ‘buitensporig zware last’ leiden, dan is de regeling inderdaad misschien wel in strijd met het Europees recht. Alleen, voegt de Hoge Raad toe, dat is nu niet het geval.

Een conclusie waar Overduin zich niet in kan vinden. "De Hoge Raad heeft gekeken naar alle soorten vermogen, dus ook naar beleggingen. Die hebben de afgelopen jaren goed gerendeerd, waardoor de 4 procent gemiddeld genomen gehaald is. Maar je moet – dat is tenminste het uitgangspunt van de Nederlandse wetgever – die 4 procent langjarig en zonder risico moet kunnen behalen. Dat is niet zo. Er moet dus wel degelijk een andere regeling komen." Idealiter zou het werkelijke rendement als heffingsgrondslag moeten gelden, vindt Overduin. "Dat is de meest pure vorm van belastingheffing." Een stap in de goede richting zou wat hem betreft zijn om de fictieve 4 procent in te ruilen voor een meerjarig gemiddelde van Duitse staatsobligaties – de minst riskante spaarproducten die er zijn, en goed voor een rente van dus voor iets meer dan 1 procent. En het gewenste belastingtarief? Dat mag de rechter beslissen: wij willen van hem weten wat een acceptabele belastingdruk in box 3 is."

Handschoen

Zoals het er nu naar uitziet, komt het Ministerie van Financiën de tegenstanders van de spaartaks straks tegemoet. Hoewel het proefproces dat Overduin c.s. hebben aangespannen tegen de belastingdienst nog in volle gang is, heeft Minister Dijsselbloem beloofd op Prinsjesdag plannen te presenteren om de vermaledijde vermogensrendementsheffing aan te passen. Hoe precies is nog niet bekend. "Maar het siert hem dat hij de handschoen heeft opgepakt en wat wil doen aan de maatschappelijke onvrede over de huidige regeling."

Het Centraal Planbureau heeft vier verschillende alternatieven voor de huidige vermogensrendementsheffing doorgerekend, inclusief de effecten van de nieuwe stelsels op de inkomsten van de staat. De vier varianten op een rij:

1. Het huidige systeem, maar dan met een extra heffing op vermogens boven de €500.000. Die zouden 50 procent belasting moeten afdragen, op het veronderstelde rendement van 4 procent. Vermogens lager dan 5 ton betalen zo dus 1,2 procent belasting, en daarboven wordt de afdracht 2 procent.

2. Het fictieve rendement van 4 procent wordt vervangen door het vijfjarig gemiddelde van de spaarrente. Dat systeem ligt dichter bij de werkelijke rendementen, maar heeft als voordeel dat de inkomsten voor de staat niet teveel schommelen.

3. Belasting op het werkelijk behaalde rendement. Mensen betalen op basis van wat zij werkelijk verdienen. Koersverliezen van beleggers worden in dit stelsel gecompenseerd.

4. Verschillende tarieven voor verschillende vormen van vermogen. Spaarders betalen in een dergelijk stelsel minder dan beleggers in aandelen. Meer risico leidt mischien tot meer rendement maar ook tot meer belasting.

Volgens het CPB leidt vooral de eerste variant tot meer inkomsten voor de staat – logisch, aangezien er een extra heffing wordt geïntroduceerd voor hogere vermogens. Maar of deze variant dus voor de huidige regeling in de plaats komt? Dijsselbloem heeft laten weten dat wat hem betreft de opbrengst niet leidend is voor de nieuwe belasting. "De lasten zijn de laatste jaren zwaar omhooggegaan tijdens de crisis. De coalitie is eensgezind dat er ruimte moet komen voor lastenverlichting", zo zei Dijsselbloem tegen de Telegraaf. Overduin vermoedt desondanks dat de eerste variant het meest kansrijk is, zij het dat die 4 procent waarschijnlijk moet worden verlaagd. "De VVD zal niet staan te juichen, maar de linker partijen zullen zich hier goed in kunnen vinden."

En die uitspraak van Dijsselbloem dat er ruimte moet komen voor lastenverlichting dan? "Ik vermoed dat ze die liever ergens anders laten neerdalen." De overheid zal niet al te veel willen morrelen aan het huidige stelsel en voorzover ze de ‘bom onder box 3’ niet kan ontmantelen, dan toch de schade beperken. "Het is voor degene die belasting heft ook heel prettig systeem: er is geen mogelijkheid tot tegenbewijs en de inkomsten zijn behoorlijk stabiel, stabieler in elk geval dan een systeem waarin werkelijk behaalde rendementen worden belast."