De samenloop van tucht- en strafrechtprocedures

Een van die meest principiële problemen heeft te maken met het zwijgrecht van een verdachte in een strafzaak.

Door Elise van Kluijve en Samantha Bilgi

Op 27 maart jl. verscheen op AccountantWeek een artikel over een accountant die zowel strafrechtelijk als tuchtrechtelijk is veroordeeld. De accountant heeft in de strafzaak een jaar celstraf gekregen waarvan de helft voorwaardelijk is opgelegd. In de tuchtzaak is hij voor drie jaar doorgehaald. Omdat in de strafzaak hoger beroep is ingesteld tegen de veroordeling, loopt deze zaak nog. Hierom bleef de accountant in de tuchtprocedure zwijgen. Ondanks de toezegging van het Openbaar Ministerie dat de uitspraak van de tuchtrechter niet aan het strafdossier zou worden toegevoegd, bestond er volgens de accountant immers onvoldoende waarborg om te voorkomen dat hij zou meewerken aan zijn eigen strafrechtelijke veroordeling. Aanleiding om op de samenloop van straf- en tuchtrecht te reflecteren.

Deze zaak biedt een prangend voorbeeld van één van de pijnpunten die zich bij de samenloop van een strafrechtelijke vervolging en een tuchtrechtelijke procedure kunnen voordoen. Deze procedures mogen in beginsel naast elkaar lopen. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft vrij recent nog uitgelegd dat het mogelijk is dat tegen een accountant zowel een strafzaak als een tuchtzaak aanhangig wordt gemaakt, gezien het feit dat de procedures verschillende doelen dienen(*1). Daar waar het strafrecht voornamelijk een punitief doel dient, beoogt het tuchtrecht vooral de kwaliteit van de accountancy te bewaken en te bevorderen(*2). Het naast elkaar bestaan van een strafzaak en een tuchtprocedure wegens hetzelfde handelen of nalaten, kan in de praktijk echter wel voor principiële problemen zorgen.

Een van die meest principiële problemen heeft te maken met het zwijgrecht van een verdachte in een strafzaak. Waar een verdachte in een strafprocedure het recht heeft geen antwoord te geven op vragen, bestaat dit recht in een tuchtprocedure in beginsel niet. Zo oordeelde de Accountantskamer in een uitspraak van mei 2015 dat aan een accountant in het kader van de beoordeling van een tuchtklacht in beginsel geen zwijgrecht toekomt. Indien een accountant in de tuchtprocedure weigert te verklaren, mag de tuchtrechter daar gevolgen aan verbinden(*3). Dat een beslissing van de Accountantskamer openbaar is, doet hier niet aan af: het is aan de strafrechter om te bepalen of een beslissing van de Accountantskamer in de strafprocedure zal worden betrokken(*4). Het geven van openheid van zaken in de tuchtprocedure mag echter niet in conflict komen met het in het strafrecht geldende nemo-tenetur beginsel, welk beginsel inhoudt dat een verdachte niet gedwongen mag worden mee te werken aan zijn eigen veroordeling (*5). 

De samenloop zou er in de praktijk toe kunnen leiden dat aan een verdachte in beide procedures inhoudelijk dezelfde vragen worden gesteld en hij in de tuchtprocedure verplicht wordt die vragen te beantwoorden (in zekere zin, bijvoorbeeld door het sterk in zijn nadeel te laten meewegen indien antwoorden uitblijven). In theorie zou de verklaring bij de tuchtrechter of de tuchtuitspraak waar die verklaring uit blijkt vervolgens als bewijsmiddel in de strafzaak kunnen worden gebruikt. Dit is extra bezwaarlijk in een situatie waarin het Openbaar Ministerie zowel vervolger in de strafprocedure als klager in de tuchtprocedure is en zo de antwoorden kan meeluisteren.

Dit laatste was ook het geval in de zaak tegen de zwijgende accountant. Zolang de strafprocedure liep, wenste de accountant niet te verklaren (*6). Hierom heeft de accountant in de tuchtprocedure herhaaldelijk verzocht om uitstel van behandeling van de zaak. Uiteindelijk werd de tuchtzaak toch behandeld terwijl de strafzaak nog liep. Dit geval toont bij uitstek aan waarom overwogen zou moeten worden de twee procedures niet tegelijkertijd te laten lopen. 

Voor de positie van de beklaagde en verdachte kan het van groot belang zijn om de behandeling van de tuchtzaak aan te houden totdat er duidelijkheid is in de strafzaak of juist andersom. Hoewel dit voor de verdachte onwenselijk zou kunnen zijn in verband met de lange duur van de gehele kwestie, laat de praktijk wel zien dat dit lange wachten soms loont. Zo zijn er voorbeelden te noemen waarin een klager na afloop van de strafprocedure (ook bij een veroordeling) besloot de klacht in te trekken en een tuchtzaak dus achterwege te laten. Ook de omgekeerde situatie komt in de praktijk voor: een onherroepelijke tuchtuitspraak gevolgd door een sepotbeslissing in de strafzaak. 

De kans om de procedures niet gelijktijdig te laten lopen, kreeg de accountant in dit geval niet. Ook de toezegging van het Openbaar Ministerie om de verklaringen uit de tuchtrechtelijke procedure niet in de strafzaak te gebruiken, gaf de accountant in kwestie kennelijk nog onvoldoende vrijheid om te kunnen verklaren, met alle gevolgen van dien. 

Ondanks deze toezegging bestond bij de accountant de vrees dat het gerechtshof dat zijn strafzaak behandelde, de tuchtrechtelijke uitspraak bij de Accountantskamer zou opvragen. De accountant had nog kunnen verzoeken om buiten aanwezigheid van anderen te worden gehoord dan wel door een buiten de procedure staande onafhankelijke persoon die vervolgens een terugkoppeling geeft in de tuchtprocedure met inachtneming van de rechten van een verdachte. Beide vormen zijn in het advocatentuchtrecht toegepast in het verleden, waarbij de lokale deken van de orde van advocaten een grote rol kreeg toebedeeld. Binnen de accountancy zou ook kunnen worden nagedacht om een persoon aan te wijzen die de beroepsgroep vertegenwoordigt, maar in een tuchtprocedure wel onafhankelijk is. Op die manier zou in (een deel van de) samenloopgevallen ook voor deze praktische oplossing gekozen kunnen worden.

Auteurs: Elise van Kluijve en Samantha Bilgi van Ardenne & Crince le Roy Advocaten N.V.

*1. College van Beroep voor het bedrijfsleven 7 september 2021, ECLI:NL:CBB:2021:857.
*2. Accountantskamer 8 juli 2019, ECLI:NL:TACAKN:2019:50.
*3. Accountantskamer 8 mei 2015, ECLI:NL:TACAKN:2015:54.
*4. Accountantskamer 8 juli 2019, ECLI:NL:TACAKN:2019:50.
*5. College van Beroep voor het bedrijfsleven 7 september 2021, ECLI:NL:CBB:2021:857.
*6. Accountantskamer 25 maart 2022, ECLI:TACAKN:2022:12.

Gerelateerde artikelen