Bewijslastverdeling en weging bewijs BPM
Een belanghebbende heeft in Duitsland een gebruikte auto uit 2004 van het merk BMW gekocht. De cataloguswaarde van de auto inclusief accessoires bedraagt € 93.593. De belanghebbende deed op 14 april 2014 BPM-aangifte voor een bedrag van € 546. Ter bepaling van de vermindering op de BPM heeft hij gebruik gemaakt van een taxatierapport. In het taxatierapport is een schadecalculatie opgenomen van € 10.653.
Volgens de belastinginspecteur is er geen aanleiding om een aftrek toe te passen wegens waardevermindering als gevolg van schade voor een hoger bedrag dan € 500. Hij heft BPM na. In geschil is of en zo ja, in hoeverre, de door de belanghebbende bij zijn aangifte toegepaste (schade)aftrek op de koerslijstwaarde kan worden geaccepteerd. De belanghebbende stelt dat het zorgvuldigheidsbeginsel is geschonden doordat de belastinginspecteur geen hertaxatie heeft laten verrichten.
Rechtbank Noord-Nederland stelt voorop dat schending van het zorgvuldigheidsbeginsel niet tot algehele vernietiging van de aanslag leidt. Zij oordeelt voorts dat de belastinginspecteur niet onzorgvuldig heeft gehandeld in de aanslagfase. De belastinginspecteur loopt door zijn keuze slechts een bewijsrechtelijk risico, erin bestaand dat het niet verrichten van een hertaxatie hem uiteindelijk bij de bewijswaardering op achterstand kan zetten. De belanghebbende is daardoor echter niet belemmerd in zijn eigen bewijspositie. De keuze, weging en waardering van het bewijsmateriaal is uiteindelijk voorbehouden aan de belastingrechter.
De rechtbank acht de waardevermindering van de auto als gevolg van andere schades dan normale gebruikerssporen tot een bedrag van € 2.100 aannemelijk geworden. Dat bedrag komt voor aftrek in aanmerking. De verschuldigde naheffingsaanslag wordt door de rechtbank berekend op € 749.
(Bron: Fiscanet)