Berisping accountant na foute waardeschatting

Een te summiere onderbouwing van een waardeschatting van een bedrijf in een echtscheidingsprocedure en het niet bewust zijn van een bedreiging voor zijn objectiviteit hebben een accountant een berisping opgeleverd. De accountant schatte de waarde van het bedrijf op 60.000 euro terwijl er eerder nog sprake was van een potentiële koopsom van 2,5 miljoen euro.

De klaagster en haar man gingen in 2013 uit elkaar. De betrokken accountant, toen al werkzaam in opdracht van de vennootschap in bronbemaling en aardwarmteputten, werd gevraagd een waardebepaling te maken. De beklaagde “heeft vervolgens de waarde van de aandelen in het economisch verkeer per 31 december 2012 op basis van de intrinsieke waardemethode en rekening houdend met stille reserves, goodwill en de meer- en minderwaarde van de activa en passiva geschat op een bedrag van 60.000 euro”, zo staat in het vonnis van de Accountantskamer te lezen. De beklaagde liet in 2014 een andere accountant een nieuwe berekening maken. Die kwam uit op een waarde van het bedrijf van ongeveer 1,3 miljoen euro. Daarna voerde een derde accountant gesprekken met deze twee accountants en zette beide waardebepalingen tegenover elkaar. Deze registeraccountant kwam in zijn rapport op een economische waarde van de aandelen tussen de 700.000 en 1,3 miljoen euro.

De klaagster verwijt ten eerste dat de beklaagde niet objectief heeft gehandeld. Zo zou de accountant de man onder meer privé hebben bijgestaan. De Accountantskamer vond dat de klager daarvoor te weinig had aangedragen. Wel was er sprake van een bedreiging van de objectiviteit: hem werd immers gevraagd een waardebepaling te maken in het kader van de voorgenomen scheiding tussen klaagster en de man. Het was dus niet 'een verlengstuk van de opdracht tot het samenstellen van de jaarrekening over 2012', zoals de beklaagde stelde. Hij moest zich bewust zijn van de tegengestelde belangen: de man hield de meerderheid van de aandelen van de vennootschap en de waarde daarvan moest in de echtscheidingsprocedure verrekend worden. Op de zitting bleek dat de betrokkene zich niet van die bedreiging bewust is geweest en geen waarborgen heeft getroffen, aldus de tuchtrechter.

En dan de waarde van de vennootschap: de accountant heeft geen uitgangspunten of methoden vermeld op grond waarvan hij tot zijn waardebepaling is gekomen. Omdat de beide echtelieden in een scheiding zaten had hij er rekening mee moeten houden dat zijn waardebepaling in een gerechtelijke procedure gebruikt zou worden. Dat betekent dat het rapport een deugdelijke grondslag moest hebben, aldus de Accountantskamer. De onderbouwing is slechts 'zeer summier' en hij heeft erkend dat hij de waarde van de voorraden niet heeft onderzocht maar slechts uitging van de door de man opgegeven waarde. “De Accountantskamer neemt bij hetgeen hiervoor is overwogen nog in aanmerking dat het betrokkene bekend was dat bij onderhandelingen over de verkoop van de aandelen aan een derde in 2010 een mogelijke koopsom van 2.500.000 euro aan de orde was.”

De tuchtrechter komt tot een berisping, mede ook omdat de klaagster vermoedelijk geen schade heeft geleden en omdat de civiele rechter met de waardebepaling niet op het verkeerde been is gezet.

Lees ook:

[Door: Michiel Satink / Juridisch Persbureau Zwolle

Gerelateerde artikelen