Belastingadviseur at te vaak op kosten van de zaak

Gerechtshof Den Bosch heeft in hoger beroep geoordeeld dat de door een belastingadviseur in zijn administratie opgevoerde verkoopkosten met name uitgaven voor etentjes betreffen. De belastingadviseur maakt de zakelijkheid van deze uitgaven tot de door hem gedane omvang niet aannemelijk.

De belastingadviseur drijft samen met zijn echtgenote een administratie- en belastingadvieskantoor in de vorm van een vennootschap onder firma (vof). De onderneming wordt gedreven vanuit het woonhuis. In de administratie van de vof waren verkoopkosten geboekt tot een bedrag van € 13.981. Hiervan is € 9.760 overgeboekt naar privé en is een bedrag van € 4.221 ten laste van het resultaat geboekt. Van de uitgaven is, behoudens de aanwezigheid van de nota’s, geen administratie aanwezig die enig inzicht geeft in het zakelijke karakter. De Inspecteur achtte dit bedrag te hoog en heeft de aftrekbare verkoopkosten (na bezwaar) bijgesteld in die zin dat die kosten tot 25% van het aanvankelijke bedrag van de uitgaven in aftrek zijn toegelaten, ofwel € 3.495.

Bij Hof Den Bosch is uitsluitend in geschil of de belastingadviseur recht heeft op een hogere aftrek voor verkoopkosten. Het Hof stelt vast dat de door de belastingadviseur in de administratie opgevoerde verkoopkosten uitgaven voor etentjes betreffen omdat de belastingadviseur en zijn echtgenote veelvuldig in restaurants van cliënten eten.

Het Hof oordeelt vervolgens dat de Inspecteur de zakelijkheid van deze uitgaven terecht heeft bestreden en terecht heeft gesteld dat – gelet op de omvang van de uitgaven en het aantal keren dat bij dezelfde restaurants wordt gegeten – het overgrote deel van de uitgaven privé-uitgaven zijn en dat een beperkt deel als zakelijke kosten kan worden aangemerkt. Op dat deel is terecht de aftrekbeperking van artikel 3.15, lid 1, Wet IB 2001 toegepast, aldus het Hof. De uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant wordt bevestigd.

(Bron: Fiscanet

Gerelateerde artikelen