Accountantscontrole – Het spook van de verklaring van oordeelonthouding
Door Ron van Bergen (en Carlo Smolders
Deze bijdrage kwam tot stand in samenwerking met ’t Accountanthuis.
Begin dit jaar schreef het Financieel Dagblad (FD) een artikel op basis van een onderzoek van Company.Info waaruit naar voren komt dat honderden MKB-ondernemingen met meer dan vijftig werknemers van hun accountant geen goedkeurende verklaring krijgen bij de jaarrekening, maar een verklaring van oordeelsonthouding. “Foei”, is daarbij de boodschap.
De teneur van het artikel is ronduit negatief. Als zou dit gegeven een signaal zijn dat er een enorm probleem in het MKB speelt. De boodschap van het artikel is namelijk tweeledig. Een onderneming met een verklaring van oordeelonthouding is een probleemonderneming en de accountantscontrole heeft in dergelijke gevallen geen waarde.
Gebrek aan kennis
Wellicht is het een gebrek aan kennis of een iets te grote drang om een makkelijk punt te willen scoren, maar hiermee schetst het artikel een onterecht beeld. Hiermee wordt bovendien voeding gegeven aan de veelal onterechte reflex bij verschillende stakeholders, zoals banken, dat er van alles mis is of kan zijn bij ondernemingen met een verklaring van oordeelonthouding.
De hoogste tijd voor een inhoudelijke nuancering en duiding van waar het bij een verklaring van oordeelonthouding over gaat. Tevens zullen wij ingaan op onze ervaring dat ondernemers, mede door de onterechte beeldvorming, inderdaad vaak worstelen met hun relatie met de controlerend accountant.
Medeauteur Carlo Smolders is in 1995 afgestudeerd als registeraccountant op het onderwerp ‘Verklaring van oordeelonthouding in het midden en kleinbedrijf, onbemind maar noodzakelijk?’. Helaas kunnen we niet anders constateren dan dat in meer dan twintig jaar niets lijkt te zijn veranderd en dat dezelfde maatschappelijke misvattingen van midden jaren negentig vorige eeuw vandaag de dag nog steeds van toepassing zijn.
Een verklaring van oordeelonthouding is geheel iets anders dan een afkeurende verklaring. Bij een oordeelonthouding zijn, in tegenstelling tot bij een afkeurende verklaring, door de accountant geen fouten in de jaarrekening geconstateerd. Neemt niet weg dat je er als onderneming naar onze mening natuurlijk naar moet streven om te komen tot een goedkeurende verklaring. Sommige ondernemingen zijn echter te groot voor servet en te klein voor tafellaken, oftewel ze moeten verplicht worden gecontroleerd, maar interne controle vindt veelal plaats niet door meervoudige functiescheiding, maar bijvoorbeeld middels direct toezicht door de directeur/eigenaar van de onderneming.
De onderneming c.q. ondernemer is dus wel in controle, maar de accountant kan het niet onomstotelijk vaststellen volgens de voor de accountant geldende richtlijnen. De accountant kan hierdoor geen goedkeurende verklaring geven. Maar nogmaals, er zijn geen fouten geconstateerd, want dat zou leiden tot een afkeurende accountantsverklaring. De uitkomst van het controleproces is hiermee een verklaring van oordeelonthouding. Dit is natuurlijk geheel iets anders dan ‘niet in controle zijn’. In tegenstelling tot het in het FD-artikel gestelde, heeft een accountantscontrole leidend tot oordeelonthouding ons inziens duidelijk toegevoegde waarde en heeft het wel degelijks iets opgeleverd. En er zijn, zoals aangegeven, geen materiële fouten geconstateerd, anders zou het een afkeurende verklaring zijn geweest.
Daarbij is, gegeven het bovenstaande, de vraag of stakeholders, zoals bijvoorbeeld banken, echt nadeel ondervinden als er sprake is van een verklaring van oordeelhouding, zoals het FD-artikel oppert. Als de volledigheid van de omzet en voorraad niet kan worden vastgesteld, oftewel het is niet minder maar mogelijk wel meer, wat is dan het nadeel voor de gebruiker van de jaarrekening? Stakeholders maken bij de beoordeling van een onderneming van meer zaken gebruik dan enkel de jaarrekening, die per definitie oud nieuws is. Zo vragen banken ook om tussentijdse rapportages en prognoses, die in de meeste gevallen sowieso niet van een accountantsverklaring zijn voorzien. Maar ook andere stakeholders hebben andere middelen tot hun beschikking, bijvoorbeeld bedrijfsinformatierapporten van kredietbeoordelaars, die verder gaan dan de informatie uit de jaarrekening.
Blijkbaar schort er nog steeds het een en ander aan de communicatie over het doel en reikwijdte van de verklaring van oordeelonthouding, maar ook over het belang van de jaarrekening in het algemeen. Hierdoor ontstaat naar onze mening een onterecht negatief beeld over de verklaring van oordeelonthouding. Een beeld dat in de praktijk vaak blijkt te worden overgenomen door financierende banken. Misschien wordt het tijd dat de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants ook eens duidelijk richting het maatschappelijk verkeer gaat communiceren over de reikwijdte van de verklaring van oordeelonthouding. Dan behoren artikelen zoals in het FD in de toekomst mogelijk tot het verleden.
Momenteel staan wij een aantal ondernemingen c.q. ondernemers bij die met de hiervoor geschetste negatieve ‘beeldvorming’ te maken hebben en waarvoor we onderzoeken hoe met de verklaring van oordeelhouding om te gaan, accepteren of aanvullende maatregelen nemen? We weten daarom uit eerste hand dat veel ondernemers worstelen met deze uitkomst van de verplichte accountantscontrole.
Rol van de accountants
Wat in het artikel van het FD helemaal niet belicht wordt, is de rol van de accountants in deze en de invloed van de toenemende regeldruk c.q. het AFM-toezicht op accountants. De toenemende regeldruk is een actueel maatschappelijk gegeven waar je als ondernemer weinig invloed op hebt. Op de communicatie en relatie met de accountant kun je als ondernemer daarentegen wel invloed uitoefenen. Het is daarom goed om je als ondernemer te realiseren binnen welk kader van regels de accountant verplicht is te opereren. We constateren in onze praktijk met regelmaat een kloof van onbegrip tussen de ondernemer en zijn accountant. Goede communicatie en creatief pragmatisch met elkaar omgaan lukt dan niet. Men praat dan vaak langs elkaar heen, met als gevolg: veel irritatie, onnodige kosten en bovenal geen oplossing.
Veel accountants blijken er vaak niet in te slagen om voldoende concreet en pragmatisch aan te geven wat de ondernemer in zijn situatie kan veranderen aan processen en de administratieve organisatie. Hierdoor heeft de ondernemer vaak het gevoel dat hij het bos in wordt gestuurd.
Anderzijds vinden ondernemers het vaak maar geneuzel. We horen niet zelden: “Ik weet toch dat het goed zit, waar is al die rompslomp goed voor?”. Voor veel ondernemers is die handtekening van de accountant een noodzakelijk kwaad dat nu eenmaal moet gebeuren voordat de jaarrekening kan worden opgestuurd aan de bank en daarna de kast in kan. De ondernemers zijn daardoor onvoldoende bereid goed naar hun accountant te luisteren.
Communiceren is belangrijk
Centraal in onze aanpak bij dergelijke situaties staat daarom in elk geval: communicatie! Communicatie met de controlerend accountant over redenen van de oordeelonthouding en over de maatregelen die kunnen worden genomen om tot een goedkeurende verklaring te komen. Maar ook communicatie met de stakeholders, veelal de bank, over de achtergronden van de verklaring van oordeelonthouding en wat dat voor hen betekent. En zeer zeker ook communicatie met de directeur/eigenaar over de nadelen van betreffende verklaring, de maatschappelijke beeldvorming, et cetera. Door goed te communiceren wordt al direct (een groot deel van) de kou uit de lucht gehaald. Dat schept ruimte voor oplossingen.
Auteurs: Ron van Bergen (links) en Carlo Smolders RA, beiden senior consultants van Jonker Advies, één van de leden van het Vaktechnisch DienstenCentrum van ’t AccountantHuis. Klik hier voor Jonker Advies.