Accountant koos partij en krijgt berisping
Door Michiel Satink
Zaaknr. 21/290
Over deze zaak: 'Accountant betrokken bij aandelenverkoop had eigenbelang'
Terwijl de macht binnen een gezamenlijke BV ten gunste was van de ene cliënt en de andere klant juist sterk benadeelde, had de betrokken accountant maatregelen moeten nemen om zijn objectiviteit te waarborgen. Door dat niet te doen, legt de Accountantskamer hem een berisping op.
De machtsverschuiving binnen de BV was onderdeel van een nieuwe samenwerkingsovereenkomst tussen twee cliënten van de accountant in een onderneming in asfaltering. Ondernemer 2 kreeg door die overeenkomst niet alleen de dagelijkse leiding over de zaak, maar “ook de exclusieve zeggenschap over het complete commerciële, investerings- en dividendbeleid'', zo staat in de uitspraak van de Accountantskamer te lezen.
Ondernemer 1, de klager in deze tuchtprocedure, kreeg operationele taken toebedeeld. Wist ondernemer 1 welke verregaande consequenties deze samenwerkingsovereenkomst voor hem had? De klagende ondernemer sloot zelf duurzame contracten af, stelde de gemachtigde van de accountant. “Hij is dus bekend met de juridische context, dat kan niet anders.''
De Accountantskamer stelt echter dat de accountant niet geverifieerd heeft of de ondernemer weet had van de gevolgen. Ook adviseerde hij hem niet om juridisch advies in te winnen. Hiermee handelde hij in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid. De 'sterk eenzijdige overeenkomst ten gunste van ondernemer 2 en ten nadele van ondernemer 1' vormde een bedreiging voor zijn objectiviteit, vindt de tuchtrechter, en hij had een maatregel moeten nemen om die bedreiging tot aanvaardbaar niveau terug te brengen. Volgens de Accountantskamer heeft hij dit nagelaten.
Na die samenstellingsovereenkomst besloot ondernemer 1 uiteindelijk om zich te laten uitkopen. Bij de prijsbepaling van de aandelen was ook de accountant betrokken. Gezien de vele 'petten' van de accountant had hij ondernemer 1 duidelijk moeten maken dat hij zich van deskundige bijstand zou voorzien. De accountant stelde dat hij hem ook na afloop van de bespreking nogmaals heeft aangeraden een deskundige in de arm te nemen. Opvallend, vindt de tuchtrechter, omdat ze hieruit leest dat de accountant er kennelijk ook na de bespreking niet van overtuigd was dat de ondernemer die bijstand al had. Terwijl hij zelf stelt dat hij de ondernemer dit eerder al had aangeraden. Hij kon volgens de tuchtrechter hier niet volstaan met slechts de mondelinge aanbeveling financieel advies in te roepen, maar hij had dit ook schriftelijk moeten vastleggen of had op andere wijze overtuigd moeten zijn dat zijn advies bij de ondernemer was doorgedrongen.
Later kreeg ondernemer 1 zijn bedenkingen bij de verkoopprijs van 370.000 euro die in twee tranches uitbetaald zou worden. Toen de tweede tranche – ter grootte van 90.000 euro – aanstaande was, werd er een nieuw concurrentie- en relatiebeding toegevoegd. Ondernemer 1 vroeg hem of dit correct was en de accountant vond van wel. Volgens de Accountantskamer koos hij hier partij ten gunste van een van beide bij deze overeenkomst betrokken partijen. “Betrokkene heeft hiermee gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van objectiviteit.''
De Accountantskamer legt de betrokken accountant een berisping op.