‘Aanscherping regels emigratie AB-houder gaat te ver’
1. Wijziging box 3-heffing
Het belangrijkste in het Belastingplan vind ik de wijziging van de box 3-heffing, met grotere vrijstellingen aan de onderkant, maar ook een hoger fictief rendement bij vermogens van meer dan een miljoen euro. De stelling is dat grote vermogens een hoger rendement halen, die stelling is echter niet of nauwelijks onderbouwd, er zijn ook grotere vermogens die grotendeels vastrentend zijn belegd. Wetstechnisch is dit een opeenstapeling van ficties. De Raad van State wijst daar naar mijn mening terecht op, bij het hoge forfaitaire rendement worden drie ficties op elkaar gestapeld. Eerst wordt de gemiddelde vermogensmix forfaitair vastgesteld, dan wordt het daarbij behorende rendement fictief bepaald en wordt onderscheid gemaakt tussen twee rendementsklassen met elk een eigen forfaitair rendement. De uitkomst is dat een voorzichtige belegger ruim meer belasting moet betalen dan zijn werkelijke rendement. Daarmee komt deze heffing in de gevarenzone als strijdig met internationale verdragen, in het bijzonder artikel 1, lid 1, Eerste Protocol bij het mensenrechtenverdrag. Hier wreekt zich dat er geen tegenbewijsregeling is. Deze regeling zou goed kunnen functioneren als er een tegenbewijsregeling aan zou worden toegevoegd. Beter nog zou zijn een vermogenswinstbelasting, maar de Belastingdienst geeft aan dat die op onoverkomelijke uitvoeringsbezwaren zou stuiten. Waarom een dergelijke heffing in de ons omringende landen wel mogelijk is zonder deze deze bezwaren, wordt niet toegelicht.
Een alternatief zou zijn een tegenbewijsregeling waarbij de belastingplichtige het tegenbewijs moet leveren op basis van werkelijk rendement, berekend volgens de methodiek van een vermogenswinstbelasting. Zo zouden belastingplichtigen en belastingdienst de komende jaren ervaring op kunnen doen met deze wijze van heffing en wellicht zijn de uitvoeringsperikelen dan niet onoverkomelijk.
2. Prejudiciële vragen aan de Hoge Raad
Een tweede punt, waar ik zeer positief over ben, is de invoering van de mogelijkheid tot het stellen van prejudiciële vragen door lagere rechters aan de Hoge Raad. Dit is onlangs ingevoerd in civiele zaken en dit wordt nu uitgebreid naar fiscale procedures, dit mede naar aanleiding van verzoeken uit de praktijk. Dit is een grote stap voorwaarts in het snel vinden van duidelijkheid in belangrijke procedures.
3. Stroomlijning van de procedure van massaal bezwaar
De stroomlijning van de procedure van massaal bezwaar is begrijpelijk, maar hier worden een paar essentiële zaken gemist. Ten eerste is een knelpunt dat het Ministerie van Financiën zeer restrictief omgaat met het aanwijzen als massaal bezwaar, dit zou ook op verzoek van belastingplichtigen mogelijk moeten zijn, wel met een rechterlijke toetsing van het beleid van het Ministerie van Financiën. Daarnaast komt er nu een collectieve uitspraak op bezwaar, waartegen geen beroep op de rechter mogelijk is, dat kan in individuele gevallen leiden tot onrecht.
4. Aanscherping regels emigratie aanmerkelijk belanghouder
De aanscherping van de regels bij emigratie van een aanmerkelijk belanghouder zijn deels begrijpelijk, maar gaan deels ook te ver. Het is begrijpelijk dat Nederland niet altijd na 10 jaar zijn heffingsrecht opgeeft, immers daarop is fiscale planning mogelijk, maar anderzijds gaat het erg ver dit voorstel met terugwerkende kracht in te voeren en gaat het veel te ver daar waar het dubbele heffing veroorzaakt, namelijk daar waar de buitenlandse heffing over het algemeen belang na 10 jaar niet in mindering kan worden gebracht op de Nederlandse heffing.
Frank Herreveld is werkzaam bij Mazars (http://www.mazars.nl/) als Partner Belastingadviseur.
Alle Actualiteiten voor Accountants in 1 dag |