‘Woningcorporaties worden efficiënter en doelmatiger’
Het vermogen van woningcorporaties is eind 2014 beperkt toegenomen t.o.v. 2013. Eind 2014 lag zowel de verhouding van het eigen vermogen en het totaal vermogen (solvabiliteit) als de mate waarin corporaties hun lopende financiële verplichtingen uit de kasstromen kunnen betalen ruim boven de norm die de Autoriteit woningcorporaties hanteert. In de komende jaren blijven de verwachtingen gunstig. Uit de meerjarenverkenning blijkt dat op sectorniveau geen belemmeringen zijn om de geplande (des)investeringsprogramma’s uit te voeren.
Bedrijfsvoering efficiënter en doelmatiger
Uit de cijfers van de woningcorporaties blijkt tevens dat, vooruitlopend op de Woningwet 2015, corporaties zich steeds meer op hun publieke taak richten. De bedrijfsvoering is efficiënter en doelmatiger geworden. De omvang van de verliezen op commerciële activiteiten is fors teruggelopen. Dit laatste komt mede door al eerder gedane afwaarderingen en een betere woningmarkt. En hoewel de sterke groei van de verhuurderheffing in 2014 de kasstromen drukt, blijven ze ruim voldoende.
Scenario’s
De Autoriteit woningcorporaties heeft vier scenario’s doorgerekend waarin de gevolgen van risico’s op de financiële positie van corporaties zijn verkend. Het gaat hier om risico’s als lagere huren (stijging gelijk aan inflatie), hogere rente, meer investeringen voor behoud van kwaliteit en verduurzaming van bezit en een combinatie van lagere huren en meer investeringen. Uit de eerste drie scenario’s blijkt dat de huidige positie van het vermogen en liquiditeitsratio’s voldoende is om deze risico’s op te vangen. Alleen bij een combinatie van lagere huren en extra investeringen om de levensduur van het bezit op peil te houden, gaan de kasratio’s knellen en is de kans groot dat individuele corporaties onder de norm uitkomen.
Risico’s
De Autoriteit woningcorporaties constateert dat de nieuwe Woningwet en de komende scheiding van DAEB en niet-DAEB bezit de beleidsruimte van corporaties verkleinen. In geval van financiële problemen hebben corporaties daardoor minder mogelijkheden om bij te sturen. Ze kunnen immers niet meer zondermeer de huren verhogen of woningen verkopen. Ook de huursombenadering en het passend toewijzen hebben tot gevolg dat de huurstijgingen sterk worden ingekaderd. Bij eventuele wijzigingen in de regeling huurtoeslag en de verhuurderheffing moeten corporaties voldoende tijd krijgen om de gevolgen ervan te verwerken in hun financiële beleid en ramingen.