Winstdelende lening voor zoon in box 3, voor vader onder terbeschikkingstellingsregeling

Rechtbank oordeelt dat vader aanmerkelijk belang heeft, ondanks dat stichting aandeelhouder is.

door mr. drs. Martijn van der Kroon

Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft in een aantal zaken uitspraak gedaan over een structuur die was opgezet om de belastingheffing te minimaliseren. De rechtbank oordeelt dat de structuur voor de zoon ‘slaagt’, terwijl de vader in box 1 wordt belast. Voor de rechtbank is van belang dat zoon niet betrokken is geweest bij het opzetten van de structuur en er ook geen werkzaamheden voor verricht, terwijl dat bij vader wel het geval is. In dit artikel lichten wij de structuur en het oordeel van de rechtbank toe. Tot slot geef ik mijn visie op deze zaak.  

De opzet en bedoeling van de structuur
De opzet van de structuur kan op de volgende versimpelde wijze worden samengevat. Vader is aandeelhouder van A BV, welke vennootschap 80 procent in B BV houdt. B BV bezit een kavel waarop een kantoorpand zal worden gebouwd. B BV verkoopt vervolgens de kavel aan C BV, die de ontwikkeling van het kantoorpand voor haar rekening zal nemen. B BV is voor 30 procent aandeelhouder en C Holding BV voor 70 procent aandeelhouder van C BV. B BV zal optreden als ontwikkelaar en zal hiervoor een fee ontvangen. Verder zal het pand na ontwikkeling worden verkocht aan een belegger. 

Medio 2005 wordt onder regie van vader door B BV een economisch belang (voor 12,6 procent) in C BV overgedragen aan vader, zoon en dochter. Zij dragen dat economische belang vervolgens weer over aan F BV tegen schuldigerkenning, waarbij vader, zoon en dochter een lening verstrekken aan F BV ter grootte van de koopprijs. De aandelen in F BV zijn in handen van stichting E, waarvan (indirect) vader de bestuurder is. Omdat deze lening winstdelend is, ontvangen vader, zoon en dochter in 2009 en 2010 aanzienlijk bedragen. Vader en zoon hebben deze lening opgenomen in box 3 van de inkomstenbelasting. De inspecteur is het daar niet mee eens en stelt primair dat de winst belast moet worden als inkomen uit werk en woning (box 1) en secundair als inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2). 

Uitspraken rechtbank
De rechtbank maakt in een tweetal uitspraken van 11 juli 2018 een onderscheid in de situatie van vader (ECLI:NL:RBZWB:2018:4091) en van zoon (ECLI:NL:RBZWB:2018:4092). Bij de zoon stelt de rechtbank dat hij geen bemoeienis heeft gehad met het ontstaan van de structuur, waar F BV onderdeel van uitmaakt. Daarnaast heeft zoon geen werkzaamheden verricht voor de tot de structuur behorende vennootschappen. Op basis hiervan komt de rechtbank tot de conclusie dat belanghebbende geen resultaat uit overige werkzaamheden (box 1 inkomen) heeft genoten. Tevens heeft zoon geen belang in F BV waardoor ook geen sprake kan zijn  inkomen uit aanmerkelijk belang. De hoge vergoedingen uit de lening vallen bij zoon conform aangifte dus in box 3. 

Bij vader komt de rechtbank echter tot een ander oordeel. Naar het oordeel van de rechtbank heeft vader het belang in F BV, mede via stichting E, nog gehouden. De rechtbank oordeelt dat vader daardoor een aanmerkelijk belang heeft in F BV en de leningen daarmee als het ter beschikking stellen van vermogen moet worden aangemerkt. De inkomsten/winst uit de lening valt daardoor bij hem wel in box 1. 

Onze visie
Hoewel voor vader het inkomen uit de lening tegen de progressieve tarieven zullen worden belast, geniet zoon wel een belastingvoordeel. De rechtbank komt tot dit oordeel omdat in de complexe structuur de zoon niet betrokken is geweest bij de opzet en geen werkzaamheden uitvoerde. Wij verwachten nog wel dat de Belastingdienst in hoger beroep gaat. Gezien de vele stappen die genomen zijn om tot dit voordeel te komen en de hoogte van het voordeel, valt niet uit te sluiten dat het gerechtshof tot een ander oordeel voor de zoon komt. Anderzijds ligt de bewijslast bij de inspecteur om een belastingheffing in box 1 (of 2) te bepleiten.

Twijfelt u of u te maken heeft met inkomsten uit box 1, 2 of 3? Ik kan u hierbij de helpende hand bieden en u antwoord geven op de vraag hoe de betreffende inkomsten dienen te worden belast. Liever denken we natuurlijk vooraf met u mee om de structuur zo goed mogelijk op te zetten. Uitgangspunt daarbij is een zo gunstig mogelijke belastingheffing met minimale risico’s. Neemt u hiervoor gerust contact met mij op.

Mr. drs. Martijn van der Kroon van C&B More te Rotterdam is fiscaal specialist bij Fiscaalconsult. Zijn specialisme(n): Bedrijfsopvolging, estate planning (schenken & erven), innovatiebox, werknemersparticipaties, (internationale) vennootschapsbelasting, inkomstenbelasting, ANBI, scheepvaart

Gerelateerde artikelen