Wiebes vindt twee fiscale wetsvoorstellen niet meer nodig
Dit laat Wiebes weten in een brief aan de Tweede Kamer over de stand van zaken van geruime tijd aanhangige wetsvoorstellen. Hij concludeert dat beide wetsvoorstellen niet meer nodig zijn omdat deze niet meer passen binnen het beleid van dit kabinet respectievelijk al op andere wijze is voorzien in de voorstellen. Het is echter aan het volgende kabinet om een finale beslissing te nemen over de intrekking.
Het wetsvoorstel Wet vereenvoudiging formeel verkeer Belastingdienst (33.714) is volgens Wiebes achterhaald. “De implementatie van het wetsvoorstel brengt namelijk grote investeringen met zich mee en het gaat gepaard met additionele complexiteit. Bovendien zal, gelet op de omvangrijke aanpassingen die IT technisch benodigd zijn om tot een goede uitvoering van het wetsvoorstel te komen, het implementatietraject jaren in beslag nemen. Al met al is het wetsvoorstel achterhaald. Gelet op het voorgaande acht ik het wetsvoorstel niet meer nodig,” aldus de staatsecretaris.
Ook het wetsvoorstel ‘Wijziging van de Wet OB 1968 in verband met de aanpak van constructies met betrekking tot (on)roerende zaken’ (30.061) is volgens de staatssecretaris niet meer nodig. Wiebes: Dit wetsvoorstel regelt in de eerste plaats de aanpak van bepaalde btw-constructies met (on)roerende zaken door niet-belastingplichtige publiekrechtelijke lichamen en vrijgestelde ondernemers. De behandeling van het wetsvoorstel is in de fase van het nader verslag op dit wetsvoorstel in gemeen overleg aangehouden. De aanleiding daarvoor was de ontwikkeling van de Europese jurisprudentie in de zaak Halifax over de toepasbaarheid van het leerstuk van misbruik van recht in de omzetbelasting en de vraag in hoeverre het door het Hof van Justitie van de Europese Unie geformuleerde beginsel in de Nederlandse praktijk handen en voeten zou krijgen. Daarvoor zou eerst een richtinggevend oordeel door de Hoge Raad moeten worden gegeven. Inmiddels heeft het leerstuk misbruik van recht zijn plek in de Nederlandse jurisprudentie gekregen en wordt het leerstuk ook toegepast in de praktijk. Hiermee heeft de Belastingdienst een middel in handen gekregen om misbruiksituaties zoals beschreven in de toelichting op het wetsvoorstel te kunnen bestrijden. Bovendien biedt het leerstuk ook een gerichter middel tegen btw-constructies dan de nu meer generiek werkende wetgeving zoals vormgegeven in het wetsvoorstel.”