Wiebes stuurt verslag schriftelijk overleg pensioen in eigen beheer naar Kamer
Het heeft de voorkeur van de staatssecretaris om het pensioen in eigen beheer (PEB) om te vormen in het oudedagssparen in eigen beheer (OSEB) boven een omvorming in een oudedagsbestemmingsreserve. Volgens Wiebes bevrijdt de invoering van OSEB veel DGA’s voor een belangrijk deel van de dividendklem en vereenvoudigt het de uitvoering voor de DGA.
Wiebes: “Vervolgens kwam de maatschappelijke vraag waarom het PEB niet kon worden uitgefaseerd weer sterker op de voorgrond. Op verzoek van uw Kamer heb ik de mogelijkheid van een dergelijke uitfasering uitgewerkt. Uit mijn brief van 17 december 20152 blijkt dat het uitfaseren tot een wezenlijke vereenvoudiging zou leiden. Hierbij is van belang dat de aantrekkelijkheid van het PEB – zowel in fiscale zin als voor de financiering van ondernemingsactiviteiten – de laatste decennia sterk terug is gelopen. Inmiddels is het een breed gedragen wens van velen en ook van uw Kamer om afscheid te nemen van het PEB. In het algemeen overleg op 24 september 2015 heb ik aangegeven ook bereid te zijn deze weg te gaan, mits zich voldoende draagvlak in beide Kamers aftekent. In dat licht valt op dat vrijwel alle leden van de genoemde fracties zich bij een eventueel afschaffen van het PEB zorgen maken over de werkbaarheid van de voorgestelde afkoopfaciliteit, bijvoorbeeld in situaties van onderdekking. Hoewel vanuit vereenvoudigingsoogpunt uitfasering van het PEB met een fiscaal gefaciliteerde afkoopmogelijkheid de voorkeur zou hebben, heb ik begrip voor die naar voren gebrachte zorgen.”
De staatssecretaris ziet echter een mogelijkheid om aan die zorgen tegemoet te komen. Hij kan DGA’s – naast de afkoopfaciliteit – een alternatief bieden. Dat alternatief maakt gebruik van de systematiek van het OSEB, maar niet van de opbouwmogelijkheden van het OSEB. Wiebes noemt dat de “spaarvariant bij uitfasering”. Wiebes: “DGA’s die niet willen of kunnen afkopen, kunnen hun rechten dan fiscaal geruisloos afstempelen tot het niveau van de fiscale (balans)waarde en vervolgens omzetten in een oudedagsverplichting. Na de omzetting kan geen verdere opbouw plaatsvinden. Zij worden op die manier verlost van de problemen die het PEB met zich brengt zonder dat liquiditeiten aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (bv) hoeven te worden onttrokken. Belastingheffing vindt namelijk pas plaats in de uitkeringsfase. Hiermee wordt mijns inziens tegemoetgekomen aan DGA’s die niet kunnen of willen afkopen, verdwijnt de zogenoemde dividendklem voor een belangrijk deel, hoeft het als oudedagsvoorziening toegezegde vermogen niet aan de bv te worden onttrokken en wordt tegelijkertijd voor de toekomst wel een belangrijke vereenvoudiging bereikt.”
Fracties in de Tweede Kamer vroegen zich, net als de NOB en het RB, af of de voorgestelde korting op de belastinggrondslag in de afkoopvariant (belastingheffing over 80% van de fiscale balanswaarde van de PEB-verplichting) wel toereikend genoeg is om deze optie voor zo veel mogelijk DGA’s aantrekkelijk te maken. Wiebes: “Ook hier zie ik een mogelijkheid om aan deze zorgen tegemoet te komen. Het blijkt dat budgettair een ruimere faciliteit mogelijk is. In de verdere uitwerking in deze brief stel ik voor om uit te gaan van een belastinggrondslag van 70% van de fiscale balanswaarde voor de afkoop van de bestaande PEB-rechten teneinde het PEB uit te faseren.”
In het verslag gat Wiebes verder uitvoerig in op de volgende onderwerpen:
1. de fiscale aantrekkelijkheid van de voorgestelde afkoopvariant en toelichting op de spaarvariant;
2. de partnerproblematiek;
3. gevolgen voor de financieringscapaciteit, effecten voor de economie in het algemeen en budgettaire aspecten;
4. OSEB;
5. overige vragen.