Welke pensioenregeling is voor de flexibele en mobiele medewerker gewenst?
Werkgevers in de schoonmaakbranche (OSB), horeca (KHN), detailhandel (RND) en uitzendbranche (ABU, NBBU) hebben hun krachten gebundeld voor een verdere ontwikkeling van de pensioenregelingen voor flexibele en mobiele medewerkers. Deze sectoren kennen veel flexibele en mobiele medewerkers en een hoge arbeidsmobiliteit.
De werkgeversorganisaties van de genoemde sectoren vinden dat de huidige pensioenregeling onvoldoende past bij de flexibele en mobiele arbeidsmarkt. Dit blijkt uit het onderzoek van De Argumentenfabriek, dat in opdracht van de werkgeversorganisaties is uitgevoerd. De werkgevers willen met deze studie een aanzet geven voor alternatieve pensioenregelingen. Het draagt bovendien bij aan de brede maatschappelijke dialoog over de toekomst van het Nederlandse pensioenstelsel.
Een fatsoenlijk pensioen opbouwen tegen beheersbare uitvoeringskosten wordt bij een hoge arbeidsmobiliteit binnen en tussen branches (zoals detailhandel, horeca-, uitzend- en schoonmaaksector) steeds lastiger. Deze sectoren worden gekenmerkt door een hoge mate van arbeidsmarktdynamiek en tellen ruim twee miljoen werkenden. Dit zijn veelal medewerkers met korte, kleine contracten, veel wisselingen daartussen en met een beperkt inkomen. De pensioenfondsen in deze sectoren tellen 3,4 miljoen deelnemers van wie driekwart geen pensioen meer opbouwt. Deelnemers die het pensioen in één keer laten uitkeren, betalen daarover veel belasting. De opgebouwde pensioenen zijn dus relatief laag, waardoor de uitvoeringskosten relatief hoog zijn.
Keuzes en argumenten
Er is onderzoek gedaan naar de voor- en nadelen van de alternatieven voor deze groeiende groep medewerkers om gedurende hun levensloop kapitaal op te bouwen voor pensioen of andere doeleinden. Tijdens meerdere denksessies met vertegenwoordigers uit de sectoren, pensioenexperts en medewerkers zijn hoofdkeuzes gemaakt en de argumenten voor en tegen op een rij gezet. Keuzes als: moet je mensen dwingen pensioen op te bouwen of kun je ook het loon verhogen? Als je uitgaat van gedwongen vermogensopbouw, moet dat dan individueel of collectief worden geregeld? En is één nationaal fonds dan beter dan de huidige sectorindeling? En als je kiest voor een individuele pot, is er dan een vastgesteld doel of is er keuze voor een alternatief doel (zoals hypotheek of opleiding)? Bij alle hoofdkeuzes hebben de betrokkenen uit de sectoren argumenten geformuleerd, die overzichtelijk zijn gerangschikt op de zogenoemde ‘Argumentenkaarten’.
Maatschappelijke discussie
Het onderzoek trekt geen conclusies, maar brengt de keuzemogelijkheden in kaart en beargumenteert deze. De objectieve bundeling van argumenten voor en tegen is een goede basis om verder te praten met de eigen achterban, de besturen van pensioenfondsen en vakbonden. Daarnaast kan de positie van de groep flexibele medewerkers met behulp van dit onderzoek worden meegenomen in de landelijke discussie over de toekomst van het pensioenstelsel.
Let op
Voor bedrijven die medewerkers ter beschikking stellen aan andere bedrijven is het opletten. Zij kunnen onder de verplichtstelling van meerdere pensioenfondsen vallen, bouwen meestal weinig pensioen op en zijn slecht gedekt voor risico’s.
Auteur
Rudie Martens, manager pensioenadvies bij ABAB Accountants en Adviseurs