‘Weinig aandacht voor langlevenrisico bij Nederlandse pensioenfondsen’
Nederlandse pensioenfondsen besteden nauwelijks aandacht aan het afdekken van het langlevenrisico: het risico dat het fonds loopt dat een deelnemer langer leeft dan op basis van de gehanteerde sterftetafels wordt verwacht. Gezien de forse bedragen die omgaan in pensioenenland, heeft een onverwachte extra stijging van de levensverwachting dan ook ingrijpende financiële gevolgen voor de fondsen.
Hoewel Nederlandse pensioenfondsen het langlevenrisico als een relevant risico beschouwen, heeft een beperkt aantal fondsen daadwerkelijk actie ondernomen om het langlevenrisico terug te brengen. Dit blijkt uit jaarlijks onderzoek van KPMG onder honderd Nederlandse pensioenfondsen.
Bijna 90% van de onderzochte pensioenfondsen beschouwt het langlevenrisico als een relevant risico. Toch heeft niet meer dan de helft van de fondsen maatregelen genomen om het langlevenrisico terug te brengen. De belangrijkste overwegingen om geen maatregelen te nemen vormen de hoge kosten voor het afdekken van langlevenrisico, het feit dat het risico nog niet urgent is en het feit dat de wettelijke verhoging van de pensioenleeftijd bescherming geeft.
Voorwaardelijke indexatie
“Als gevolg van de lage rente en de volatiele financiële markten hebben Nederlandse pensioenfondsen de afgelopen tijd vooral aandacht besteed aan het afdekken van de financiële risico’s, zoals het renterisico en het valutarisico”, constateert Roel Menken van KPMG.
Menken: “Daarnaast hadden ze hun handen vol aan de invoering van het nieuwe pensioenstelsel. Dat verklaart voor een deel de geringe aandacht voor het afdekken van het langlevenrisico. Een andere verklaring ligt in de aard van de pensioentoezegging. Nederlandse pensioenfondsen bieden meestal een voorwaardelijke indexatie aan. In Britse regelingen is de indexatievoorwaarde ‘harder’. Hierdoor kan de eventueel beschikbare indexatieruimte minder snel worden ingezet om het langlevenprobleem ‘op te lossen’."
"Daarnaast kennen Nederlandse pensioenfondsen als ultiem remedium het korten van rechten. Ook dat kan een reden zijn voor de afwachtende houding van Nederlandse pensioenfondsen. De mogelijkheid tot korten toont ook aan waar in Nederland het zwaartepunt van de risico’s ligt: bij de deelnemers. En omdat het risico bij de deelnemers ligt, kan de veelgeroemde Nederlandse solidariteit ook gebruikt worden om het probleem glad te strijken. Overigens raakt het langlevenrisico alle fondsen. Natuurlijk zijn er wel verschillen: jonge fondsen worden vaak harder geraakt dan oudere fondsen. En in tegenstelling tot verzekeraars ontbreekt bij pensioenfondsen de prikkel om actief te kijken naar het langlevenrisico. Aandeelhouders van verzekeraars zullen bij een grote impact van langleven op de winst- en verliesrekening vragen gaan stellen. Dit verhoogt de druk om actief risico’s te managen.”
Zelfde toezicht als verzekeraars
Menken stelt vast dat overwogen wordt om Europese pensioenfondsen onder eenzelfde soort toezicht te brengen als de verzekeraars. “Dit stelsel, Solvency II, besteedt expliciet aandacht aan het langlevenrisico door specifieke buffervorming voor dit risico. Zonder uitspraken te doen over de wenselijkheid, leidt dit tot een beter inzicht in de risico’s van pensioenfondsen. Bestuurders kunnen het probleem dan eigenlijk niet langer meer negeren. Hoewel het begrijpelijk is dat veel pensioenfondsen de kat nu nog uit de boom kijken, is het ongewenst dat zij het probleem negeren, ook vanuit hun maatschappelijke positie. Of het afdekken een goede oplossing is hangt echter af van de kenmerken van het fonds, zoals de gemiddelde leeftijd van de deelnemer, premie-inkomsten en de financiële positie van het fonds. Duidelijk is in ieder geval dat het noodzakelijk is een analyse te maken van het risico voor het fonds en alle belanghebbenden en de mogelijkheden om dit risico af te dekken. Dit is essentieel voor de strategie van een pensioenfonds.”