Wanneer staat vaststellingsovereenkomst met fiscus definitief vast?
Het sluiten van een vaststellingsovereenkomst met de fiscus komt veelvuldig voor in de fiscale praktijk. Hiermee worden niet alleen langlopende procedures voorkomen, ook is het een goed middel om aan de onzekerheid omtrent een fiscale kwalificatie een eind te maken. Een geldige vaststellingsovereenkomst hoeft echter niet persé te zijn ondertekend.
De totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst volgens het Besluit
Een vaststellingsovereenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding. In paragraaf 26, onderdeel 9 van het Besluit fiscaal bestuursrecht (hierna: het Besluit) staat dat de concept-overeenkomst door de inspecteur in tweevoud wordt opgemaakt en ondertekend, en vervolgens ter ondertekening aan de belastingplichtige wordt verzonden. Wordt de concept-overeenkomst door de belastingplichtige ondertekend en teruggestuurd dan is een overeenkomst met de fiscus tot stand gekomen.
Maar wat nu als de concept-overeenkomst niet wordt ondertekend en teruggestuurd? Kan dan nog steeds een overeenkomst met de fiscus tot stand zijn gekomen? Over die vraag heeft de Hoge Raad zich in het arrest van 8 juni 2018 uitgelaten.
De casus voor de Hoge Raad in het kort
De casus in het arrest van de Hoge Raad van 8 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:865 is als volgt. Bij de betreffende belastingplichtige is een boekenonderzoek ingesteld om de juistheid van diverse ingediende aangiften te controleren (aangiften omzetbelasting en vennootschapsbelasting). Na het onderzoek worden aan belastingplichtige aanslagen omzetbelasting inclusief vergrijpboetes opgelegd. Vervolgens vindt tussen de inspecteur en belastingplichtige op 16 augustus 2011 een bespreking plaats.
De inspecteur heeft bij brief van 17 augustus 2011 (de vaststellingsovereenkomst) aan belastingplichtige bevestigd dat tussen partijen is overeengekomen dat het boetebedrag wordt vastgesteld op € 10.000 (voor alle middelen en jaren) en gevraagd om de brief getekend retour te zenden. Door dit compromis is volgens de inspecteur een ingediend bezwaarschrift van belastingplichtige overbodig geworden. Daarop belt de inspecteur de belastingplichtige met de vraag dit bezwaarschrift in te trekken. Belastingplichtige bevestigt telefonisch dat hij het bezwaar zal intrekken. Dat tussen partijen een compromis is gesloten wordt ook vermeld in het rapport boekenonderzoek. Tussen partijen is in geschil of al dan niet een geldige vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen.
Oordeel Gerechtshof
Het Gerechtshof stelt in navolging van de uitspraak van de Rechtbank vast dat: (1) op 16 augustus 2011 een bespreking tussen de inspecteur en belastingplichtige heeft plaatsgevonden, (2) op 17 augustus 2011 tussen de inspecteur en belastingplichtige een telefonisch overleg heeft plaatsgevonden en (3) het voorgestelde compromis luidde als verwoord in het rapport van het boekenonderzoek en in de brief van de inspecteur van 17 augustus 2017. Vervolgens komt het Gerechtshof tot de conclusie dat geen reden bestaat om aan te nemen dat het compromis niet door belastingplichtige mondeling is geaccepteerd. Als steunbewijs verwijst het Gerechtshof naar een e-mail van belastingplichtige, waarin door belastingplichtige wordt bevestigd dat afspraken over de boete zijn gemaakt en de inspecteur aan die afspraken wordt herinnerd.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad is het met de overwegingen van het Gerechtshof eens en laat de beslissing in stand. De Hoge Raad voegt er nog aan toe dat ondertekening van een vaststellingsovereenkomst geen eis is voor een geldige totstandkoming. Ondertekening van een vaststellingsovereenkomst is volgens de Hoge Raad een aanvullende eis die niet wordt voorgeschreven in het Besluit. Met andere woorden: een vaststellingsovereenkomst kan ook mondeling tot stand komen.
In het hierboven genoemde arrest wordt door belastingplichtige ook geklaagd over het feit dat aan hem geen bedenktermijn van minstens één week is geboden voor beraad nadat overeenstemming was bereikt. Deze klacht wordt door de Hoge Raad niet in behandeling genomen, aangezien dit argument niet reeds in de procedure bij het Gerechtshof is aangevoerd. De cassatieprocedure biedt geen ruimte voor onderzoek naar nieuwe mogelijke feiten.
Attentiepunten voor de praktijk
Deze beslissing van de Hoge Raad kan in het nadeel maar ook in het voordeel van de belastingplichtige werken. Het nadeel is dat de kans bestaat dat een onoplettende belastingplichtige zich onnodig mondeling laat binden. Let er daarom op dat tijdens de onderhandelingen niet bij vergissing een aanbod van de inspecteur mondeling wordt aanvaard. Ook is het verstandig om nadrukkelijk een beroep te doen op de bedenktermijn. Mocht uw cliënt buiten de adviseur om een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten of te weinig bedenktijd hebben gekregen, dan zijn er mogelijkheden om die overeenkomst ongeldig te laten verklaren.
Een voordeel van deze uitspraak is dat nog eens helder is gemaakt dat ook een inspecteur niet meer terug kan als hij (per abuis) een voorstel mondeling accepteert. Ook voor hem geldt dat ondertekening van de vaststellingsovereenkomst geen voorwaarde is voor het definitief sluiten ervan. En dat geeft uw cliënt een zekere mate van rechtszekerheid.
Heeft u een meningsverschil met de fiscus over de vaststellingsovereenkomst? Neem dan gerust vrijblijvend contact met mij op.
Mr. Merijn van Leeuwen van FT-Advocaten te Amsterdam is fiscaal specialist bij Fiscaalconsult. Zijn specialisme(n): Fiscale procedures, fiscaal boete- en strafrecht, cassatie, inkeerregeling, Wwft