Waarschuwing voor accountant in familietwist vervalt
Zaaknr. 15/2548 | 15/2549
De twee accountants van BDO waren betrokken bij een aandelenoverdracht van vader op zoon in een transport- en kraanbedrijf in het zuiden van het land. Berekend werd dat het aandelenpakket 1,2 miljoen euro waard was. De vader nam een stap terug en zijn zoon nam 30 procent van de aandelen over. In 2012 werd opnieuw gesleuteld aan die overeenkomst. De vader had dringend geld nodig onder meer voor het verzamelen van oldtimers. Hij stelde zelf voor de aandelen lager te waarderen zodat hij sneller aan zijn geld kon komen. Een afwaardering van enkele tonnen volgde. Pas later realiseerde de vader zich dat hij veel te weinig had gekregen. De twee accountants die hem hierin begeleidden, hadden meer oog voor de belangen van zijn zoon dan voor hem, was zijn verwijt.
De Accountantskamer achtte niet bewezen dat de accountants de belangen van de vader onvoldoende behartigd hadden. Wel dat de twee onvoldoende aan partijen duidelijk hadden gemaakt wat hun rol was. Bedreigingen voor hun objectiviteit en mogelijke tegengestelde belangen legden ze niet vast. Daarmee handelden ze volgens de tuchtrechter in strijd met het fundamentele beginsel van objectiviteit. Zowel de vader als de accountants gingen in beroep.
De accountants menen dat het feit dat ze niets hebben vastgelegd buiten de omvang van de klacht lag. En dus rechtvaardigt dat geen gegrondverklaring. Volgens het College van Beroep voor het bedrijfsleven staat vast dat BDO een doorlopende opdracht had voor het samenstellen van de jaarrekeningen voor zowel de stichting van de vader als het bedrijf van de zoon. Het college ziet hierin een ,,niet te verwaarlozen bedreiging voor de naleving van het fundamentele beginsel van de objectiviteit''. Volgens de accountants was het voor alle partijen duidelijk wat hun rol was. Maar ze kunnen dat niet bewijzen omdat ze niets hebben vastgelegd. In het dossier zijn volgens het College geen aanwijzingen te vinden die hun bewering onderbouwen. Daarmee blijft de door de tuchtrechter opgelegde waarschuwing overeind.
Maar de Accountantskamer scheerde beide betrokkenen over een kam. De tweede accountant maakte hier in beroep – met succes – bezwaar tegen. Haar rol bij de bedrijfsoverdracht was van ondergeschikt belang. Volgens het College zijn in het dossier geen aanknopingspunten te vinden dat ze direct betrokken was bij de uitvoering of begeleiding van de bedrijfsoverdracht. Haar rol is te klein om haar tuchtrechtelijk verantwoordelijk te houden. Daarmee vervalt de eerder opgelegde waarschuwing, aldus het College.
Auteur: Michiel Satink / Juridisch Persbureau Zwolle
Lees hier meer over tuchtrechtzaken en uitspraken