Waarschuwing RA na advies bijstorten door aandeelhouders

Een medebestuurder van drie CV's in vastgoedbeleggingen in Montenegro is deels verantwoordelijk voor het advies aan beleggers om privéstortingen te doen op basis van misleidende informatie. Mede om die reden legde de Accountantskamer hem een waarschuwing op.

Centraal in de klacht stond de Raad van Advies waarvan de beklaagde RA deel uit maakte. De drie CV’s hadden het moeilijk tijdens de vastgoedcrisis. Volgens de klager drong hij bij de participanten aan om bij te storten. Er werden kosten opgevoerd die helemaal niet voor deze CV’s gemaakt zijn, stelde hij. Het management bleef jaarlijks 199.000 euro ontvangen, dat terwijl de zaken slecht liepen. Juist in economisch lastige tijden heeft deze raad van advies een belangrijke rol. ‘Desondanks wordt nu gesteld dat het slechts een overleggroepje was.’

De betrokkene zou onduidelijkheid hebben laten bestaan over de taak van de Raad van Advies en zijn rol in die Raad. Zijn verweer maakt de rol van deze Raad, en zijn betrokkenheid hierin, niet duidelijker, vindt de tuchtrechter. Hij had zich er duidelijker van moeten distantiëren. Dit klachtonderdeel is gegrond. Ook concludeert de Accountantskamer dat de beklaagde zich niet hield aan geldende wet- en regelgeving binnen de commanditaire vennootschappen. De overdracht van beheer van deze CV’s verliep niet volgens de overeenkomst, maar volgens de beklaagde werden de BV’s in elkaar geschoven ‘om kosten te besparen’. Hij had zelf moeten inzien dat deze werkwijze in strijd met de vennootschapsovereenkomst was. Hij liet dit na. Ook dit klachtonderdeel is gegrond.

Betrokken beleggers werden actief aangezet om op basis van materieel onjuiste, onvolledige en misleidende informatie stortingen uit hun privémiddelen te verrichten, meent de tuchtrechter. Deze aanbeveling kwam van de Raad van Advies waar de beklaagde deel van uit maakte. Dus ook deze klacht acht de tuchtrechter gegrond. Dat er sprake was van belangenverstrengeling heeft de klager onvoldoende aannemelijk gemaakt. De klacht dat de beklaagde niet optrad tegen het ontstaan van een structuur binnen de onderneming waarbinnen gelegenheid tot het plegen van fraude wordt gegeven, is niet met concrete feiten onderbouwd. Ook dit onderdeel is ongegrond.

• Zaaknr. 15/31

[Door: Michiel Satink / Juridisch Persbureau Zwolle]

Gerelateerde artikelen