Waar let de fiscus op in de aangifte dividendbelasting?
Vanaf januari 2024 kan de opgaaf en aangifte van dividendbelasting digitaal worden ingediend. Vanaf juli dit jaar kan het zelfs alleen nog maar digitaal. Zeker met de juiste software hoeft dit niet ingewikkeld te zijn, maar toch gelden dit jaar een paar nieuwe aandachtspunten waarbij het goed opletten is, stelt fiscaal specialist Barry De Vent van Nextens.
- Nieuwe aandachtspunten rondom dividendbelasting vereisen aandacht.
- Nieuwe regels vanaf 2024 bieden mogelijkheden voor inhoudingsvrijstelling van dividendbelasting …
- … maar let op misbruik en vereisten zoals de UBO-status.
- Bewijslast voor belastingvermindering ligt bij de “uiteindelijk gerechtigde”. Fiscus alert op mogelijke ontwijkende constructies.
Inhoudingsvrijstelling
Als een vennootschap dividend uitkeert aan haar aandeelhouder, moet normaliter 15% dividendbelasting ingehouden worden. De uitkerende vennootschap betaalt dit aan de Belastingdienst en de ontvanger van het dividend mag datzelfde bedrag vaak weer met haar vennootschapsbelasting (Vpb) verrekenen. Sinds 1 januari 2024 kan een inhoudingsvrijstelling gelden, waardoor de uitkerende vennootschap geen dividendbelasting hoeft in te houden. Dit levert de ontvangende partij een cashflowvoordeel en een administratieve besparing op.
Weigering bij misbruik
In beginsel mag een Europese lidstaat op basis van de EU-moeder/dochterrichtlijn geen dividendbelasting heffen over dividenden die worden uitgekeerd aan een kwalificerende moedermaatschappij die is gevestigd in een andere Europese lidstaat. Deze inhoudingsvrijstelling moet echter geweigerd worden wanneer sprake is van misbruik. Hiertoe dient onder meer nagegaan te worden of de dividendontvanger in het land waar zij gevestigd is de dividendgerechtigde is (een zogenoemde Ultimate Beneficial Owner (UBO)), en of zij aldaar daadwerkelijk voldoende economische activiteiten verricht en niet enkel een doorstroomvennootschap is.
Het hoofddoel van het belang
Daarnaast geldt dat het lichaam dat het dividend ontvangt een belang van 5% of meer dient te hebben in het lichaam dat het dividend uitkeert. Er is ook sprake van misbruik indien het belang slechts gehouden wordt met als hoofddoel (of één van de hoofddoelen) om de heffing bij een ander te ontgaan. Dit is de zogeheten subjectieve toets. En als er daarnaast sprake is van een kunstmatige constructie; dit is de zogeheten objectieve toets. Deze toets is met name gericht tegen vennootschappen met (te) weinig ‘substance’. Aan beide toetsen moet worden voldaan om de inhoudingsvrijstelling tegen te gaan.
UBO
Voor de inhoudingsvrijstelling moet de opbrengstgerechtigde de Ultimate Beneficial Owner (UBO) zijn. Als dat niet het geval is komt deze niet in aanmerking voor verrekening van dividendbelasting. De opbrengstgerechtigde wordt niet als UBO aangemerkt als de opbrengst door middel van een tegenprestatie ten goede is gekomen aan een ander.
Dividendstripping
Vanaf 2024 zijn er aanvullende regels in werking die dividendstripping tegen moeten gaan. Via Follow The Money werd in 2021 bekend dat Nederland deze eeuw mogelijk 27 miljard euro is misgelopen aan dividendbelasting. Europese overheden zouden in totaal voor 150 miljard euro zijn opgelicht of gedupeerd door bankiers, handelaren en hedgefondsen. Via een constructie leenden zij hun aandelen aan andere beleggers uit. Door ze vlak voor de dividenddatum te verkopen en pas daarna te leveren, kon via een dubbele dip twee keer belasting worden teruggevraagd. De opbrengst van de dubbele aftrek werd via de bank onder de twee klanten verdeeld. De fiscus draait nu de bewijslast om: bij aanspraak op belastingvermindering moet aangetoond worden dat je de “uiteindelijk gerechtigde” / UBO bent, ook al biedt ook die term nog ruimte voor ontwijkende constructies.
Controlecapaciteit
Daar komt bij dat de staatssecretaris van Financiën al vaak heeft aangegeven dat de controlecapaciteit van de fiscus tegenwoordig niet overhoudt. Een extra tegenvaller voor de fiscus was de uitspraak van de Hoge Raad, begin dit jaar, die de beschuldiging van dividendstrippen tegen de Amerikaanse zakenbank Morgan Stanley verwierp en geen verplichting oplegde tot het terugbetalen van tientallen miljoenen euro’s aan de fiscus. De Belastingdienst had sinds 2011 onderzoek gedaan naar Morgan Stanley, en ABN Amro.
Het vernietigen van het eerdere arrest zorgt voor aanzienlijke vertraging en wordt gezien als een tegenslag voor het Openbaar Ministerie en de Fiod. De Hoge Raad heeft de zaak doorverwezen naar het Hof Den Haag voor nader onderzoek naar wie gerechtigd was tot de dividenden op het moment van uitkering. De persraadsheer van de Hoge Raad benadrukte daarbij dat het nog geen gelopen race is voor de belanghebbenden. De fiscus blijft zeer alert op dividendstripping, dus het is raadzaam in de aangifte bij voorgenomen aandelentransacties, maar ook reorganisaties, te analyseren of er mogelijk sprake is van dividendstripping.
Bronbelasting
Sinds 1 januari 2024 wordt ook dividendbelasting geheven in de volgende situaties:
- Bij een dividenduitkering binnen concernverband aan een lichaam gevestigd in een laagbelaste jurisdictie (met een statutaire winstbelasting lager dan 9 procent) waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten ter voorkoming van dubbele belasting. Voor dit jaar kon men nog een beroep doen op de inhoudingsvrijstelling.
- Bij een dividenduitkering door een niet-houdstercoöperatie aan een lichaam dat is gevestigd in een laagbelaste jurisdictie. Omdat niet-houdstercoöperaties niet inhoudingsplichtig zijn voor de dividendbelasting gold vorig jaar nog geen belastingheffing.
- Bij dividendbetalingen naar jurisdicties die op de EU-lijst van non-coöperatieve landen staan.
De Wet bronbelasting beoogt door heffing op rente en royalties aan in tax havens gevestigde voordeelgerechtigden belastingontwijking te voorkomen. Beoordeeld moet worden of een entiteit niet fungeert als een tussenschakelaar die in het leven is geroepen om de ontvangen gelden door te betalen aan een in een laagbelastende jurisdictie gevestigde achterliggende gerechtigde. In een dergelijk geval wordt aangenomen dat sprake is van misbruik. Dit wordt getoetst met een subjectieve en objectieve toets.
Voor de subjectieve toets is het de vraag of de voordeelgerechtigde entiteit in een hoogbelastende jurisdictie niet is tussengeschoven door een ander, in een laagbelastende jurisdictie, om de bronbelasting te ontgaan. Voor de objectieve toets is het de vraag of ter zake van de tussenschakel sprake is van (een) kunstmatige constructie(s) of transactie(s). Als aan beide toetsen is voldaan, is sprake van misbruik.