Vrijval HIR door ontbreken voornemen tot herinvesteren

In geschil is of een belastinginspecteur een herinvesteringsreserve (HIR) bij een aanslagregeling terecht tot winst heeft gerekend.

Een particulier heeft in 2008 zakelijk gebruikt onroerend goed verkocht en de daarbij behaalde boekwinst van € 7.114.017 aan een HIR toegevoegd. Zij heeft tevens haar onderneming verkocht. In de aangifte vpb 2011 is op de balans geen HIR opgenomen. Voorts is er geen winst met betrekking tot een vrijval van de HIR aangegeven.

In geschil is of de belastinginspecteur de HIR bij de aanslagregeling over 2011 terecht tot de winst heeft gerekend. Volgens Gerechtshof Amsterdam is dat het geval. De particulier is er niet in geslaagd te bewijzen dat zij een herinvesteringsvoornemen heeft.

Ook indien, zoals de particulier stelt, de HIR ten onrechte zou zijn gevormd en aangehouden, kan dit haar niet baten. Een ten onrechte gevormde HIR vormt een fout die op grond van de foutenleer hersteld kan worden.

De particulier heeft pas in de beroepsfase de stelling ingenomen dat een vervangingsvoornemen steeds heeft ontbroken. De Inspecteur kon deze (beweerde) fout redelijkerwijs niet eerder ontdekken. De aanslagen over de voorgaande jaren stonden toen onherroepelijk vast. De Inspecteur heeft daarom de (beweerde) fout op de juiste wijze en in het juiste jaar hersteld.

(Bron: Fiscanet

Gerelateerde artikelen