Vrijval HIR door ontbreken herinvesteringsvoornemen; geen rechtsgeldig compromis

Een bv heeft in het jaar 2007 een herinvesteringsreserve (HIR) gevormd ter grootte van € 217.219 in verband met de verkoop van enkele panden. In de aanslag vpb 2009 van de bv is een vrijval van deze HIR begrepen vanwege het ontbreken van een herinvesteringsvoornemen. Ook stelt de Inspecteur dat geen sprake is geweest van een herinvesteringsvoornemen in 2010 ter zake van een in dat jaar behaalde verkoopwinst.

Rechtbank Gelderland heeft geoordeeld dat de HIR in de jaren 2009 en 2010 terecht is vrijgevallen hetzij niet geaccepteerd. Zij heeft voorts geoordeeld dat tussen de Inspecteur en de bv geen compromis tot stand is gekomen. De bv heeft hoger beroep ingesteld.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat geen sprake is van een door beide partijen bindend en rechtsgeldig gesloten compromis. De bewijslast voor wat betreft het herinvesteringsvoornemen in de jaren 2009 en 2010 rust op de bv. Zij is hierin volgens het Hof niet geslaagd. Voor zover de bv een beroep heeft gedaan op de regelingen neergelegd in artikel 3.54, lid 5 en 9 Wet IB 2001, kan dat niet slagen. Van de toepassing van die regelingen is slechts sprake als een herinvesteringsvoornemen aanwezig is. Een zodanig voornemen ontbreekt echter in de jaren 2009 en 2010.

De stelling van de bv dat in het jaar 2010 ten aanzien van vier verkochte panden ten onrechte een HIR van € 215.763 is gevormd, wordt door het Hof verworpen omdat deze stelling te laat is ingebracht. Het Hof verwerpt verder het beroep van de bv op in rechte te beschermen vertrouwen.

De opgelegde verzuimboete, uitgaande van de reeds in beroep toegepaste vermindering tot € 221, acht het Hof passend en geboden. De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is.

(Bron: Fiscanet)

Gerelateerde artikelen