Vragen aan EU-Hof over vakantierechten onterecht ontslagen ambtenaar
De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, het ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht.
De vragen van de Centrale Raad van Beroep aan het Europese Hof van Justitie van de EU gaan over de uitleg van de Europese regels over vakantieaanspraken in het geval een ambtenaar ten onrechte is ontslagen. Het Hof heeft eerder geoordeeld dat voor het ontstaan van het recht op vakantie niet is vereist dat de werknemer daadwerkelijk heeft gewerkt. Deze uitspraak (Schultz-Hoff-arrest) heeft betrekking op zieke werknemers. Vraag is nu of dit ook geldt voor een ambtenaar, van wie achteraf is komen vast te staan dat zij ten onrechte is ontslagen en het ontslag ongedaan is gemaakt. Heeft zij vakantierechten opgebouwd in de periode dat zij niet heeft gewerkt, maar waarin zij – achteraf bezien – wel een dienstbetrekking heeft gehad? Op grond van de rechtspositieregeling (Besluit algemene rechtspositie politie) mag een voltijds werkende politieambtenaar maximaal 108 vakantie-uren overnemen naar een volgend jaar. De rest vervalt. De Centrale Raad van Beroep wil weten of deze bepaling in strijd is met het EU-recht.
Doordat de Centrale Raad van Beroep het ontslag heeft vernietigd, is de ambtenaar feitelijk in dienst gebleven. Uiteindelijk is haar alsnog – op eigen verzoek – ontslag verleend. Bij de eindafrekening is geen vergoeding toegekend voor niet genoten vakantiedagen vanaf de datum dat zij oorspronkelijk was ontslagen. De ambtenaar vindt dat niet juist. De rechtbank Breda is van oordeel dat zij recht heeft op uitbetaling van opgebouwde en niet opgenomen vakantieverlof.