Voorkom straf en voer verweer tegen onjuistheid aangifte

Voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf voor opzettelijk onjuiste btw-aangifte door accountant/belastingconsulent.

door mr. Najat Idrissi

Het Gerechtshof Amsterdam heeft in april 2018 een uitspraak gepubliceerd waarin het ging om het opzettelijk onjuist doen van btw-aangifte door een accountant/belastingconsulent. 

Wat zijn de feiten in deze zaak?
De verdachte in deze zaak (accountant/belastingconsulent) heeft over diverse tijdvakken in de periode 2008 tot en met 2012 aangiften omzetbelasting gedaan. Volgens het Openbaar Ministerie heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk onjuist doen van aangifte met als gevolg dat te weinig belasting is geheven. 

Op 14 mei 2013 heeft er telefonisch contact plaatsgevonden tussen een inspecteur en de verdachte waarin een vooraankondiging van een boekenonderzoek is gedaan. Op 30 mei 2013 zijn door verdachte diverse suppletieaangiften ingediend over de jaren 2008 tot en met 2010. 

Volgens de verdediging is het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk, omdat de verdachte zich terecht heeft beroepen op de inkeerbepaling door het doen van de suppletieaangiften en daarom niet meer strafrechtelijk kan worden vervolgd. 

Hoe oordeelt het Gerechtshof?
Het Gerechtshof verwerpt in deze zaak het niet-ontvankelijkheidsverweer van de verdediging, omdat de suppletieaangiften zijn gedaan op het moment dat verdachte wist dat de Belastingdienst bekend was of zou gaan worden met de onjuistheid van de eerdere aangiften. De verdachte had, gelet op de feiten en omstandigheden, redelijkerwijs moeten vermoeden dat het boekenonderzoek uitgebreid zou kunnen worden naar eerdere jaren dan 2012. 

De verdachte wordt door het Gerechtshof veroordeeld voor het opzettelijk onjuist doen van aangifte met als gevolg dat te weinig belasting is geheven. De verdachte wordt veroordeeld voor een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf voor de duur van 160 uur.

De volledige uitspraak van Gerechtshof Amsterdam van 23 april 2018 vindt u hier.

Welke lessen kunnen hieruit worden getrokken?
Een les die uit deze uitspraak kan worden getrokken is dat, als het voornemen daadwerkelijk bestaat om een suppletieaangifte te doen, dit zo snel mogelijk te doen en daarover eventueel ook contact te hebben met een gespecialiseerd advocaat. 

Wat ons opvalt in dergelijke procedures is dat geen verweer wordt gevoerd over de eventuele juistheid van de aangifte. Vaak valt hiermee een hoop te winnen. Als dit verweer zou slagen of als je hiermee kunt onderbouwen een pleitbaar standpunt te hebben, vervalt de strafrechtelijke vervolging. 

Dat in het verweer in veel gevallen geen gebruik wordt gemaakt van het materiële recht  heeft mogelijk te maken met het feit dat de procedures worden gevoerd door louter strafadvocaten en dat geen sprake is van een samenwerking tussen strafrechtspecialisten en btw-specialisten. De kantoren BTW-Advocatuur en De Haas Advocaten combineren in dit soort zaken altijd kennis van het materiële recht met kennis van het strafrecht. Doet zich een situatie voor dat u of uw cliënt wordt verdacht van btw-fraude? Neem dan tijdig contact  met ons op.  

Dit artikel is tot stand gekomen in samenwerking met mr. Elisa Benhaim (economisch strafrechtadvocaat).

Mr. Najat Idrissi van BTW-advocatuur B.V. te Rotterdam is fiscaal specialist bij Fiscaalconsult. Haar specialisme(n): Btw, Douane, Accijns, procederen, fiscaal strafrecht 

Gerelateerde artikelen