Voorkom extreme Box 3-heffing per 1 januari 2019!
door drs. Gerben Miedema
Een grote groep belastingplichtigen heeft last van extreem hoge belastingdruk op belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3-heffing). Zij wensen risicomijdend te beleggen, en bezitten vaak slechts spaar(deposito)rekeningen. Het rendement hierop is op dit moment vaak lager dan 1% terwijl de box 3-heffing uitgaat van een forfaitair rendement oplopend tot 5,6%. Hierdoor kan de box 3-heffing bij grotere vermogens oplopen tot 1,7% van het vermogen in 2019. Deze heffing kan echter eenvoudig worden voorkomen door het vermogen onder te brengen in een open fonds voor gemene rekening (OFGR) dat onderworpen is aan de vennootschapsbelasting.
Box 3 vermijden middels een BV of een OFGR?
De hoge box 3-heffing kan ook worden voorkomen door het vermogen onder te brengen in een BV. Een BV geeft echter meer formaliteiten, zowel bij oprichting als bij ontbinding. Bovendien is een BV minder flexibel en is de privacy minder goed beschermd. Een OFGR heeft hierdoor vaak de voorkeur bij voorkoming van extreem hoge box 3-heffing.
Hoe hoog is de heffing in box 3 voor 2019?
De box 3-heffing bedraagt 30% over het forfaitaire rendement van de waarde van de bezittingen verminderd met de waarde van de schulden. Bij de berekening van het forfaitaire rendement wordt sinds 2017 onderscheid gemaakt tussen rendementsklasse I voor sparen en rendementsklasse II voor beleggen. Hierbij wordt er altijd van uitgegaan dat een gedeelte van het vermogen bestaat uit beleggingen. Klasse I weegt zwaarder bij de kleinere vermogens en Klasse II weegt zwaarder bij de hogere vermogens.
Jaarlijks wordt op Prinsjesdag de bijstelling van de rendementspercentages (op basis van actuele marktontwikkelingen) bekendgemaakt in een kamerbrief. Voor 2019 wordt uitgegaan van een spaarrendement van 0,13% en een beleggingsrendement van 5,60%. Het forfaitaire rendement (mix van sparen en beleggen) voor 2019 bedraagt voor vermogens: van € 0 tot en met € 71.650: 1,94%; van € 71.650 tot en met € 989.736: 4,45%, en van meer dan € 989.736: 5,60%.
In de praktijk komen echter regelmatig situaties voor waarbij het bezit (nagenoeg) uitsluitend bestaat uit spaar(deposito)rekeningen. In deze situaties leidt toepassing van het forfaitaire rendement tot een extreme belastingdruk.
Voorbeeld
Stel een weduwe van 77 jaar heeft haar hele vermogen van € 630.360 belegd in een spaardeposito met een rente van 1% per jaar. Haar rendement bedraagt € 6.304. Van haar vermogen wordt € 600.000 (na heffingsvrij vermogen) belast met box 3-heffing. Deze belasting bedraagt € 8.010 per 1 januari 2019. Een belastingdruk van 127%!
Wat is een open fonds voor gemene rekening (OFGR)?
Een (open) fonds voor gemene rekening is niet gedefinieerd in wetgeving. Een OFGR is een overeenkomst gericht op het aantrekken van gelden/activa van de participanten om daarmee gezamenlijk te beleggen, waarbij de participanten naar rato van hun inleg in de opbrengst van die beleggingen delen. Een OFGR moet minimaal twee participanten hebben (echtgenoten gehuwd in algehele gemeenschap van goederen worden daarbij aangemerkt als één participant). In de praktijk kan gemakkelijk aan dit vereiste worden voldaan doordat de tweede participant slechts een bescheiden vermogen hoeft in te brengen. Het OFGR kan worden vastgelegd in een onderhandse overeenkomst. Bij deze overeenkomst worden verhandelbare participatiebewijzen uitgegeven. Het vermogen wordt door de participanten gestort in het OFGR. Er is geen sprake van rechtspersoonlijkheid.
Belastingvoordeel OFGR vooral bij spaarsaldi met laag risicoprofiel
Het is de bedoeling dat het OFGR wordt onderworpen aan de vennootschapsbelasting. Daarvoor moet sprake zijn van verhandelbare bewijzen van deelgerechtigdheid. Dit is het geval als de participatiebewijzen kunnen worden verkocht aan de andere participanten of aan het fonds zelf zonder toestemming van de andere participanten.
Onderbrengen van vermogen in een OFGR is vooral interessant voor spaarsaldi/beleggingen met een laag verwacht rendement en een laag risicoprofiel. Als beleggingen worden aangehouden met een hoger verwacht rendement, dan zal het fiscaal sneller voordelig zijn de beleggingen in box 3 te houden.
Vervolg voorbeeld
Stel de weduwe uit het voorbeeld belegt voor 1 januari 2019 € 600.000 van haar vermogen in een OFGR (€ 30.360 blijft belegd in box 3 en valt onder het heffingsvrije vermogen). Van het rendement van € 6.304 wordt dan € 6.000 belast tegen het vennootschapsbelastingtarief van 19% (tarief 2019), oftewel € 1.140. Netto resteert dan € 4.860 in het OFGR. Als die winst op een bepaald moment naar privé wordt uitgekeerd, is daarover nog eens 25% inkomstenbelasting verschuldigd (aanmerkelijk-belangbelasting). Per saldo resteert dan € 3.645 in het OFGR. De belastingdruk in 2019 daalt dan naar 18% als de winst voorlopig in het OFGR blijft en daalt naar 37% bij volledige uitkering van de winst naar privé, tegenover een belastingdruk van 127% in box 3.
Publicatieplicht en UBO-register bij OFGR ten opzichte BV
Een ander voordeel van het OFGR ten opzichte van de BV is dat het OFGR geen publicatieplicht heeft bij de Kamer van Koophandel (KvK). Jaarlijks zal een BV in ieder geval een balans moeten deponeren, waarbij het eigen vermogen zichtbaar is. En ook moeten alle bestuurders worden ingeschreven in het openbare Handelsregister. Een enig aandeelhouder van een BV is ook zichtbaar op het uittreksel van de KvK. Deze verplichtingen kunnen worden vaak gezien als een inbreuk op de privacy en worden met een OFGR voorkomen.
UBO staat voor Ultimate Beneficial Owner, ofwel de natuurlijk persoon die uiteindelijk eigenaar is of de zeggenschap heeft over een juridische entiteit. Op dit moment wordt, op grond van een Europese richtlijn, gewerkt aan het opzetten van een centraal UBO-register. Duidelijk is dat dit register ook voor BV’s gaat gelden. Nog onduidelijk is hoe het register precies wordt vormgegeven, in hoeverre het openbaar toegankelijk wordt en of bijvoorbeeld minderheidsaandeelhouders daarin worden opgenomen. Ook is nog niet duidelijk of het OFGR wordt opgenomen in het UBO-register. In een kamerbrief is door de Minister van Financiën aangegeven dat een separaat wetgevingstraject zal plaatsvinden om het UBO-register wettelijk te regelen. Dit gebeurt nadat een Europese wijzigingsrichtlijn hierover is vastgesteld. Op dit moment is nog niet duidelijk wanneer het UBO register in Nederland wordt ingevoerd.
Beleid Ministerie over OFGR
Het Ministerie van Financiën is niet blij met het verschijnsel van het OFGR. Op basis van een zogenaamd WOB-verzoek is intern beleid van het Ministerie gepubliceerd op basis waarvan de Belastingdienst in de praktijk kan toetsen of daadwerkelijk sprake is van een OFGR. Vooral de standpunten van het Ministerie over de ‘overheersende participant’ en minderjarigen trekken daarbij de aandacht.
Bij overheersende participant 90/10 is sprake van ‘gemene rekening’
Van ‘gemene rekening’ is volgens het Ministerie geen sprake als een overheersende participant de overige participanten erbij heeft gezocht om naar de vorm sprake te doen zijn van ‘gemene rekening’. Als twee (overigens voldoende onafhankelijke) participanten door middel van een fonds beleggen en de ene participant heeft een aandeel van 10% en de andere van 90% dan kan er (volgens het Ministerie) van worden uitgegaan dat nog net sprake is van ‘gemene rekening’.
Er wordt niet aangegeven wat wordt verstaan over ‘het erbij zoeken van overige participanten’. Dit lijkt mij in de praktijk ook lastig aan te tonen. Verder valt op dat wordt gesproken over ‘overigens voldoende onafhankelijke participanten’. Dit zou kunnen wijzen op een bestrijding van het OFGR in familiesituaties. Uit de praktijk is mij echter slechts bekend dat door de Belastingdienst wordt getoetst aan het 90%-criterium. Ook dit criterium is echter niet een wettelijke voorwaarde en kan wellicht succesvol rechterlijk worden bestreden.
Minderjarigen participanten kan acceptatie OFGR verhinderen
Als de participant tevens de wettelijke vertegenwoordiger van de andere participant(en) is, is er geen sprake van vrij verhandelbare deelbewijzen. De wettelijke vertegenwoordiger van een minderjarige voert immers het bewind over het vermogen van de minderjarige. De minderjarige is zelf bevoegd rechtshandelingen te verrichten, mits de minderjarige toestemming heeft van de wettelijke vertegenwoordiger. Er kan dan geen sprake zijn van een OFGR volgens het Ministerie.
Het lijkt erop dat het OFGR niet wordt geaccepteerd zodra er een minderjarige participant met een ouder participeert in het fonds. Volgens een beleidsbesluit van de Staatssecretaris van Financiën is echter sprake van vrije verhandelbaarheid, indien voor de vervreemding van de participaties niet de toestemming van alle participanten nodig is. Dit criterium is in tegenspraak met het bovenvermelde standpunt over minderjarigen. Immers voor vervreemding van een participatie van de minderjarige is de toestemming nodig van een ouder, maar is niet de toestemming nodig van ALLE overige participanten. Het fonds zou dan nog steeds als open aangemerkt moeten worden, omdat de participaties vrij verhandelbaar zijn.
Voorwaarden voor opzetten van OFGR
Het OFGR heeft duidelijk fiscale voordelen vergeleken bij beleggen in box 3 bij lage verwachte rendementen. Het beschreven voorbeeld toont dit duidelijk aan. Op simpele wijze kan jaarlijkse duizenden euro’s aan box 3-heffing worden bespaard, omdat dan het werkelijke rendement van het vermogen wordt belast. Wel moet bij het opzetten van een OFGR beoordeeld worden of bovenvermeld beleid van het Ministerie een probleemloze acceptatie door de Belastingdienst in de weg staat.
Voor een OFGR volstaat een (zeer) simpele administratie en een jaarlijkse aangifte vennootschapsbelasting. Het opzetten van een OFGR kan vrij snel (houd ook rekening met de betrokkenheid van de bank, wat vaak een vertragende factor is). Realisatie voor 1 januari 2019 is een ‘must’ om box 3-heffing over 2019 te vermijden.
Vragen?
Inmiddels heb ik al meerdere cliënten succesvol aan een OFGR geholpen. Indien u vragen hierover heeft, neem dan vrijblijvend contact op.
Drs. Gerben Miedema van Gerben Miedema | Fiscalist te Groningen is fiscaal specialist bij Fiscaalconsult. Zijn specialisme(n): Holdingstructuren, personenvennootschappen (vof/cv/mts), bedrijfsopvolging, agro-fiscaliteit en zeescheepvaart /tonnageregeling