Verzwegen inkomsten uit hennepkwekerij terecht belast
De man huurde vanaf augustus 2009 een woning. Daarin werd in juli 2010 tijdens afwezigheid van de man, die op vakantie in Turkije was, een hennepkwekerij aangetroffen. De vriend, die op dat moment in de woning was, werd als verdachte gehoord. Hij gaf aan de post te verzorgen voor zijn kameraad en af en toe gebruik te maken van diens computer.
In zijn belastingaangifte over het jaar 2010 gaf de man alleen een tweetal uitkeringen aan. De inspecteur legde de in geschil zijnde aanslagen zvw 2010 en ib/pvv 2010 op rekening houdende met inkomsten uit de hennepkwekerij. Ook werd een vergrijpboete opgelegd. Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur de aanslag ib/pvv 2010 en de boete verminderd, waarbij hij ervan is uitgegaan dat de inkomsten uit de hennepkwekerij voor de helft aan de man en voor de helft aan de vriend ten goede zijn gekomen. In beroep werden de aanslag ib/pvv en de boete verder verminderd omdat inspecteur van een lagere verkoopprijs uitgaat.
Volgens Hof Den Haag is het aannemelijk dat de kwekerij al ruim voor begin juli 2010 in bedrijf was en dat uit de feiten en de omstandigheden aannemelijk is geworden dat de twee vrienden die samen hebben gerund. De man heeft door de inkomsten niet in zijn aangifte op te nemen niet de vereiste aangifte gedaan. De inspecteur heeft de hoogte van de door de man uit de hennepteelt verkregen inkomsten geschat en daarbij gebruik gemaakt van een standaardberekening en normen volgens het BOOM-rapport. Volgens het hof heeft de inspecteur de aanslag niet willekeurig vastgesteld. De man slaagt er niet in te doen blijken dat de aanslag te hoog is vastgesteld. Het is aan opzet van hem te wijten dat hij voor het jaar 2010 een onjuiste aangifte heeft gedaan. Het hof acht de door de rechtbank vastgestelde boete juist. Het hoger beroep is ongegrond.
(Bron: VN Vandaag)