Verplichte lidmaatschap accountants van NBA niet in strijd met de wet
OvRAN en haar voorlopers zijn jaren geleden opgericht in verband met bij een aantal leden van de NBA heersende onvrede over de gang van zaken met betrekking tot de totstandkoming van regelgeving binnen de (voorlopers van de) NBA. Vanaf 2006 hebben OvRAN en haar voorlopers zowel bij de bestuursrechter als de (civiele) voorzieningenrechter geprocedeerd tegen het NIVRA in verband met deze onvrede. In die procedures is onder meer aangevoerd dat het verplichte lidmaatschap van de beroepsvereniging in strijd is met artikel 11 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Dat standpunt is in die procedures telkens door de rechters niet gevolgd. Bij arrest van 20 december 2016 heeft de strafkamer van de Hoge Raad geoordeeld dat de NBA geen vereniging is als bedoeld in artikel 11 EVRM en dat het bij wet verplicht gestelde lidmaatschap van de NBA voor accountants die in het accountantsregister staan ingeschreven niet in strijd is met artikel 11 EVRM.
Bij Rechtbank Den Haag gaat het geschil tussen OvRAN en de Staat over de vraag of het in de Wet op het accountantsberoep (Wab) verplicht gestelde lidmaatschap van de NBA in strijd is met Europese en nationale wet- en regelgeving. In dit geding beoogt OvRAN de bepalingen van de Wab die verband houden met dat verplichte lidmaatschap buiten werking te stellen, stellende dat deze bepalingen in strijd zijn met het bepaalde in artikel 11 EVRM, artikel 14 EVRM en artikel 1 EP. Daarnaast stelt OvRAN zich op het standpunt dat de grote kantoren als gevolg van de betreffende regelgeving in strijd met artikel 6 Mw handelen, en dat ook de Staat daardoor in strijd met het bepaalde in artikel 6 Mw handelt.
De rechtbank veegt alle vorderingen van OvRAN van tafel.