Vernietiging aanslag OZB-gebruikersbelasting

In geschil is of een aanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

Een belanghebbende is eigenaar van een (eerste) perceel waarop zijn woning is gelegen is tevens eigenaar van een tweede perceel. Bij de aanvang van 2015 was het tweede perceel verhuurd aan een bv. Aandeelhouder en directeur van de bv is de zoon van de belanghebbende.

Aan de belanghebbende is met dagtekening 28 februari 2015 een beschikking opgelegd waarin de WOZ-waarde van een loods met omliggende grond voor het kalenderjaar 2015 is vastgesteld op € 7.000. Daarbij is ook een aanslag OZB (eigenarenbelasting) opgelegd. De ondergrond van de loods en omliggende grond maken deel uit van het tweede perceel.

Met dagtekening 31 december 2015 is aan de belanghebbende een aanslag OZB-gebruikersbelasting 2015 opgelegd. De belanghebbende is in bezwaar en beroep gegaan tegen deze aanslag gebruikersbelasting.

Gerechtshof Den Haag gaat eerst in op de objectafbakening van de onroerende zaak. Volgens het gerechtshof blijkt nergens uit dat de (ondergrond van de) loods en de rond de loods gelegen grond van de verhuur van het tweede perceel aan de bv zijn uitgezonderd.

Het oordeelt dat het gehele verhuurde tweede perceel, met inbegrip van de ondergrond van de loods en de rond de loods gelegen grond, door de bv in het kader van haar onderneming werd geëxploiteerd.

Gelet hierop was de loods en de daaraan door de heffingsambtenaar toegerekende grond bij de aanvang van 2015 geen zelfstandige onroerende zaak in de zin van artikel 16 Wet WOZ. De heffingsambtenaar heeft de loods met omliggende grond derhalve ten onrechte als een afzonderlijke onroerende zaak in de heffing van de gebruikersbelasting betrokken. De aanslag gebruikersbelasting wordt vernietigd.

(Bron: Fiscanet

Gerelateerde artikelen