Vermogensongelijkheid licht gedaald
Vooral door de daling van de huizenprijzen steeg de ongelijkheid in vermogen gedurende de economische crisis. Eigenwoningbezitters met een hoge hypotheekschuld en senioren van wie het vermogen overwegend bestaat uit de (afbetaalde) eigen woning werden relatief zwaarder getroffen dan huishoudens met een hoger vermogen die naast een eigen woning vaak ook spaartegoeden of effecten hebben. Bij het vaststellen van de fiscale hypotheekschuld kon vanwege het ontbreken van waarnemingen geen rekening worden gehouden met opgebouwde tegoeden bij spaar- en beleggingshypotheken. Ook pensioenaanspraken worden niet tot het vermogen gerekend. Het CBS beschikt alleen over informatie over vermogens in binnen- en buitenland waarover in Nederland belasting is betaald.
Vernieuwing vermogens- en inkomensstatistiek
Cijfers over vermogen zijn doorgaans binnen een jaar na afloop van de verslagperiode bekend. Door herziening van de vermogensstatistiek en teruglegging van de methodiek naar de reeks 2007-2015 zijn de cijfers over vermogen drie maanden later uitgekomen dan gebruikelijk. De herziening betreft specificatie van het aanmerkelijk belang en verdeling van het aandelenbezit over verschillende (directeur-)grootaandeelhouders vanaf 2007 en de verbetering van de meting van de bank- en spaartegoeden en effecten alsook van de schulden (waaronder studieschulden) vanaf 2011. Ook is de reeks vermogenscijfers vanaf 2007, anders dan voorheen, nu gebaseerd op integrale waarneming. Omdat ook de inkomensstatistiek is herzien zijn nieuwe cijfers over inkomen eveneens later uitgekomen. Eerder heeft het CBS gerapporteerd over de groei van het bbp, conjuncturele ontwikkelingen en toename van de woningprijzen in de eerste drie kwartalen van 2016. Wat de invloed hiervan is op vermogens en vermogensongelijkheid is nog niet bekend.
Aantrekkende woningmarkt zorgt voor minder vermogensongelijkheid
Sinds 2014 trekt de woningmarkt weer aan en stijgt de vermogensongelijkheid niet verder. In 2015 daalde de ongelijkheid voor het eerst sinds het uitbreken van de crisis. Ook zonder de waarde van de eigen woning en de bijbehorende hypotheekschuld nam de vermogensongelijkheid tussen 2006 en 2014 toe. De grootste stijging, in 2011, kan worden toegeschreven aan een verbeterde methode. Kleine schulden en studieschulden worden vanaf 2011 beter gemeten. Het verschil tussen lage en hoge vermogens nam toe.
Grote vermogensongelijkheid onder jongeren
De vermogens van jonge huishoudens, met een hoofdkostwinner tot 25 jaar, zijn ongelijker verdeeld dan die in andere leeftijdsgroepen. Jongeren verschillen sterk in hun woonsituatie. Onder hen bevinden zich huishoudens in een huurwoning met een doorgaans zeer bescheiden spaarpot, maar ook starters op de woningmarkt met een forse hypotheekschuld en vaak een aanzienlijke onderwaarde van hun woning.
Jongeren verschillen ook het meest in inkomen
Niet alleen de vermogensongelijkheid is relatief groot onder jonge huishouden, ook hun inkomens zijn ongelijker verdeeld. Onder deze huishoudens zijn relatief grote verschillen in economische activiteit. Een kwart van de jonge huishoudens betreft studenten met een relatief laag inkomen, terwijl meer dan 60 procent werknemershuishoudens zijn met doorgaans een hoger inkomen. Bij 65-plushuishoudens lopen de inkomens minder uiteen; de meeste hebben naast de AOW-uitkering een werkgerelateerd pensioen.
Inkomensongelijkheid alleen in 2007 en 2014 gestegen
In het huidige millennium bleef de ongelijkheid in inkomen tot 2013 vrijwel gelijk, alleen in 2007 en 2014 veerde de ongelijkheid op. In die jaren was het voor directeuren-grootaandeelhouders vanwege een fiscale maatregel aantrekkelijk zichzelf veel dividend uit te keren. In 2015 bleef de ongelijkheid onveranderd.